Knowhow CC H 6.4 en 6.5

Knowhow CC H 6.4 - 6.5
Begrotingsruimte en soorten budgetten
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Commerciële CalculatiesMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Knowhow CC H 6.4 - 6.5
Begrotingsruimte en soorten budgetten

Slide 1 - Tekstslide

Wat hoort waar op de balans, in de juiste volgorde!
Debet
Credit
debiteuren
eigen vermogen
kort vreemd vermogen
lang vreemd vermogen
vaste activa 
crediteuren
bank 
vlottende activa.

Slide 2 - Sleepvraag

Uit welke drie zaken bestaat een begroting?

Slide 3 - Woordweb

Waaraan denk je bij een Budget?

Slide 4 - Woordweb

Budget!
- Financiële planning op korte termijn.
- Maximaal te besteden bedrag aan een taak.

Budget
- Vast
- afhankelijk van de omzet

Slide 5 - Tekstslide

Soorten Budget (3)
Vast budget

Slide 6 - Tekstslide

Noem een voordeel en een nadeel van een vast budget.

Slide 7 - Woordweb

Voorbeeld Vast budget
Een makelaar geeft aan advertentiekosten een vast bedrag per jaar uit
via een wekelijkse advertentie in het regionale dagblad.
In de zomervakantie plaatst hij gedurende vier weken geen advertenties.
Elke week geeft hij een bedrag van € 2.000 aan advertenties uit.
Het vaste budget bedraagt jaarlijks: 

48 x € 2.000 = € 96.000.

Slide 8 - Tekstslide

Soorten Budget
Gemengd budget 

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld gemengd Budget
Een garagebedrijf geeft per jaar € 10.000 uit aan advertenties in
regionale dagbladen. Daarnaast geeft het bedrijf 0,5% van de omzet uit aan andere reclameacties. 
De omzet is bijvoorbeeld € 800.000. 
Aan andere reclameacties wordt dus ....... uitgegeven.

0,5% van € 800.000 = € 4.000

Slide 10 - Tekstslide

Noem een voordeel en een nadeel van een
gemengd budget.

Slide 11 - Woordweb

Soorten Budget
Variabel of flexibel budget 

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld variabel Budget
Een verzekeringsmaatschappij geeft aan advertentiekosten 1% van de
omzet uit.

Bij een omzet van € 5.500.000 wordt het budget:

1/100 X € 5.500.000 = € 55.000.

Bij een omzet van € 10.000.000 wordt het budget:

1/100 x € 10.000.000 = € 100.000.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld flexibel budget
Een parfumerie heeft een marketingbudget van € 15.000 per jaar. 
In 2021 vindt een aantal extra acties plaats die ervoor zorgen dat er dat jaar € 18.000 wordt uitgegeven. Het verschil is dan .....

€ 18.000 - € 15.000 = € 3.000.

Slide 14 - Tekstslide

Noem een voordeel en een nadeel van een variabel / flexibel budget.

Slide 15 - Woordweb

Functie van het Budget
  • Je bepaalt van tevoren wat je wilt uitgeven aan de verschillende activiteiten.
  • Je kunt de resultaten achteraf controleren en daarmee beter bepalen of de activiteit al dan niet succesvol is geweest.
  • Je kunt weerstand overwinnen binnen de organisatie.



Slide 16 - Tekstslide

Budget als analysemiddel
- voor calculatie
- na calculatie

Zoek de verschillen:
- Hoe zijn de verschillen te verklaren?
- Wat ging er goed
- Wat kan er beter

Slide 17 - Tekstslide

Waaraan denk je bij het woord liquide?

Slide 18 - Woordweb

Liquiditeitsbegroting
Een liquiditeitsbegroting geeft de verwachte ontvangsten en uitgaven weer van een bedrijf in een bepaalde periode.

Slide 19 - Tekstslide

Liquiditeitsbegroting
gaat over het besteden van de Liquide middelen.

kasgeld: munten en bankbiljetten in de kas van de onderneming;



banktegoeden: geld op betaalrekeningen en direct opvraagbare spaarrekeningen

Slide 20 - Tekstslide

Liquiditeitsbegroting opstellen
  1. Bepaal je beginsaldo op 1 januari.
  2. Stel vast welke inkomsten en uitgaven je elke maand verwacht.
  3. Stel vast welke maanden je te veel ontvangt en welke maanden te weinig.
  4. Werk je begroting bij om de maanden te kunnen overbruggen waarin je tekorten hebt.

Tip: Houd rekening met de BTW!




Slide 21 - Tekstslide