Het DGS (depositogarantiestelsel) geeft rekeninghouders zekerheid tot
A
50.000 per rekeninghouder / 100.000 euro indien er twee rekeninghouders zijn
B
100.00 per rekeninghouder / 100.000 euro indien er twee rekeninghouders zijn
C
100.00 per rekeninghouder / 200.000 euro indien er twee rekeninghouders zijn
D
100.00 per rekeninghouder / 200.000 euro indien er twee rekeninghouders zijn plus nog maximaal EUR 500.000 tot drie maanden na de storting bij aan/verkoop van een huis
Slide 5 - Quizvraag
Bij welke rente heeft een bank minder basisgeld nodig.
A
Hoge rente
B
Lage rente
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de relatie tussen de Europese Centrale Bank (ECB) en De Nederlandsche Bank (DNB)?
A
De ECB is verantwoordelijk voor het Nederlandse monetaire beleid.
B
De ECB is onderdeel van het Nederlandse bankstelsel.
C
DNB heeft geen enkele relatie met de ECB.
D
DNB is onderdeel van het Eurosysteem, waar ook de ECB deel van uitmaakt.
Slide 7 - Quizvraag
De overheid besluit de minimumlonen (het minimale loon wat werknemers moeten verdienen) te verhogen. Hierdoor moeten bedrijven hun personeel meer loon uit betalen. Welke soort van inflatie kan hierdoor optreden?
A
bestedingsinflatie
B
kosteninflatie
Slide 8 - Quizvraag
In het langetermijnevenwicht
A
Is er geen inflatie
B
Is er wel inflatie, maar bevindt deze zich op een stabiel niveau
C
Is er een hele hoge inflatie
Slide 9 - Quizvraag
In een hoogconjunctuur zullen de looneisen
A
Stijgen
B
Gelijk blijven (er gebeurt niets op het gebied van looneisen)
C
Dalen
Slide 10 - Quizvraag
Bij laagconjunctuur is de output gap
A
Positief
B
Negatief
Slide 11 - Quizvraag
In een laagconjunctuur is de arbeidsmarkt
A
Ruimer dan in het lange termijnevenwicht
B
Krapper dan in het lange termijnevenwicht
Slide 12 - Quizvraag
De rente die de centrale bank berekent aan banken als zij geld lenen (omdat ze structureel geld tekort komen) bij de centrale bank noemen we
A
Depositorente
B
Marginale beleningsrente
C
Refi-rente
Slide 13 - Quizvraag
De rente die de ECB vaststelt is de
A
Nominale rente
B
Reële rente
Slide 14 - Quizvraag
De ECB probeert met haar rentebeleid in eerste instantie
A
De conjunctuur te sturen
B
Prijsstabiliteit te handhaven
Slide 15 - Quizvraag
In een hoogconjunctuur zal de ECB dus de rente
A
Verhogen
B
Verlagen
Slide 16 - Quizvraag
Als de overheid met haar begrotingsbeleid de conjunctuurbeweging probeert af te remmen noemen we dat
A
Procyclisch beleid
B
Anticyclisch beleid
Slide 17 - Quizvraag
Als de overheid anticyclisch begrotingsbeleid voert in een laagconjunctuur zal het overheidssaldo