- Je kunt omschrijven wat het fenotype en wat het genotype van een organisme is
- Je kunt omschrijven wat DNA-sequentie en genexpressie betekenen
- Je kunt uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en de invloed van milieufactoren
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 42 slides, met tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Basisstof 1
- Je kunt omschrijven wat het fenotype en wat het genotype van een organisme is
- Je kunt omschrijven wat DNA-sequentie en genexpressie betekenen
- Je kunt uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en de invloed van milieufactoren
Slide 1 - Tekstslide
Feno- en genotype
Fenotype: alle waarneembare eigenschappen individu
Genotype: informatie voor alle erfelijke eigenschappen
Slide 2 - Tekstslide
Chromosomen
22 gelijke chromosomenparen (autosomen), 1 paar geslachtschromsomen
Chromosomenpaar = homoloog chromosoom
Slide 3 - Tekstslide
DNA
Twee ketens in dubbele spiraal
Vier nucleotiden (fosfaatgroep, desoxyribose, stikstofbase)
A-T, C-G basenparing
Genoom
Slide 4 - Tekstslide
Franklin and Gosling (1951)
Di Fabrizio (2012)
Slide 5 - Tekstslide
Genen en allelen
Gen deel chromosoom, bevat informatie over erfelijke eigenschap
Variatie in DNA-sequentie zorgt voor verschillende vormen gen (allelen)
Genexpressie
Slide 6 - Tekstslide
Genen en allelen
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Basisstof 3
- Je kunt van een monohybride kruising een kruisingsschema opstellen
- Je kunt de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleiden uit een kruisingsschema of stamboom
Slide 9 - Tekstslide
Monohybride kruisingen
Overerving van één eigenschap, waarbij één genenpaar betrokken is
Ouders met letter P, nakomelingen F1, hun nakomelingen F2
Allelen aangegeven met een enkele gekozen letter
Slide 10 - Tekstslide
P: heterozygoot
F1 Genotype: 1 : 2 : 1
F1 Fenotype: 3 : 1
Slide 11 - Tekstslide
P: Aa x aa
Als één ouder heterozygoot is, en de ander homozygoot recessief, is de ratio in het fenotype altijd 1 : 1 (A : a)
Slide 12 - Tekstslide
Recessief
Ouders hebben een recessieve aandoening/eigenschap niet, maar een kind wel. Ouders moeten heterozygoot zijn.
Slide 13 - Tekstslide
Basisstof 4
- Je kunt beschrijven op welke wijze geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen
- Je kunt een kruisingsschema maken voor X-chromosomale overerving en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
Slide 14 - Tekstslide
Geslachtschromosomen
Slide 15 - Tekstslide
X-chromosomale overerving
Genen die alleen op het X-chromosoom voorkomen
Allelen aangegeven als superscript van de letter X
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
X-chromosomaal recessief
Eigenschap komt vaker voor bij mannen. Ze hebben maar één X-chromosoom en dus grotere kans dat het tot uiting komt.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
X-chromosomaal dominant
Als de vader het heeft, hebben alle dochters het
Slide 21 - Tekstslide
Basisstof 5
- Je kunt kruisingsschema’s maken voor dihibride kruisingen met onafhankelijke overerving. Uit deze kruisingen of uit stambomen kun je de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
Slide 22 - Tekstslide
Dihybride kruising
Kruising waarbij je let op twee verschillende eigenschappen
Onafhankelijke overerving: de eigenschappen liggen op verschillende chromosomen en kunnen dus onafhankelijk van elkaar in geslachtscellen terecht komen
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Stappenplan
Genotype ouders opschrijven (zoals monohybride, maar met twee verschillende letters voor de twee eigenschappen)
Mogelijke allelen in geslachtscel
Mogelijke allelen combinaties na bevruchting
Slide 25 - Tekstslide
Dyhibride kruising
Bij heterozygote ouders altijd een verhouding in het fenotype van 9 : 3 : 3 : 1 (AB : Ab : aB : ab)
Slide 26 - Tekstslide
Aantal genotypen in gameet
Bepaal voor elk genenpaar het aantal typen geslachtscellen
Vermenigvuldig deze met elkaar
Voorbeeld: AabbCc = 2 x 1 x 2 = 4 genotypen mogelijk
Slide 27 - Tekstslide
Genotype ouders
Bepaal voor één van de eigenschappen de verhouding in het fenotype nakomelingen
Leidt hieruit genotype ouders af
Bepaal voor de andere eigenschap de verhouding in het fenotype nakomelingen
Leidt hieruit genotype ouders af
Voeg de genotypen samen tot dihybride formule
Slide 28 - Tekstslide
Basisstof 6
- Je kunt kruisingsschema’s maken voor onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
- Je kunt verklaren dat mitochondriale overerving kan leiden tot een andere overerving dan volgens de wetten van Mendel
Slide 29 - Tekstslide
Multipele allelen
Voor een eigenschap zijn meer dan twee allelen mogelijk binnen een populatie
Slide 30 - Tekstslide
Letale factoren
Allel dat in homozygote toestand geen levensvatbare nakomelingen oplevert
Ratio fenotypen in F1 is 2 : 1 (Aa : aa of Aa : AA)
Slide 31 - Tekstslide
Gekoppelde overerving
Dihybride kruising met twee genenparen op hetzelfde chromosoom, deze erven vaak gezamelijk over
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Gekoppelde overerving
Bij twee heterozygote ouders vind je geen 9 : 3 : 3 : 1 zoals bij onafhankelijke overerving
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Polygene overerving
Meerdere genenparen bepalen een erfelijke eigenschap
Slide 37 - Tekstslide
Mitochondriaal DNA
Slide 38 - Tekstslide
Basisstof 7
- Je kunt het doel van tweelingonderzoek beschrijven
- Je kunt verklaren dat epigenetica kan leiden tot een ander overervingspatroon dan volgens de wetten van Mendel
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Video
Slide 41 - Video
Fenotype en genotype, chromosomen, genen en allelen
Dominant en recessief, homo- en heterozygoot, onvolledig dominant, intermediair, codominant
Recombinatie, tweelingen
Monohybride kruisingen, stamboom
Geslachtschromosomen, X-chromosomale overerving
Dihybride kruisingen, onafhankelijke overerving
Multipele allelen, letale factoren, gekoppelde overerving, polygene overerving, mitochondriaal DNA