Paragraaf 8.2 kleine getallen


106=1.000.000
A
Waar
B
Niet waar
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


106=1.000.000
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quizvraag


108=1.000.000.000
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Als de exponent van de macht van 10 één hoger wordt komt er één 0 bij
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag


2.589.362=2,6106
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Goedemiddag allemaal
Wat gaan we vandaag doen?
-Lesdoel deze les
-Opdracht 25 bespreken
-Uitleg: kleine getallen
-Opdracht 29 & bespreken
Opdracht 30 & bespreken

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel deze les
Ik kan uitleggen wat er met de komma gebeurd als er een negatief getal in de macht van 10 staat.

Ik kan kleine getallen in de wetenschappelijke notatie opschrijven.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 31 bespreken

Slide 7 - Tekstslide

Vul in op je rekenmachine
10 ^ (-) 4
Wat komt er op je rekenmachine
A
10.000
B
0,01
C
0,0001
D
Syntax error

Slide 8 - Quizvraag

Kleine getallen
2 x 10-3
0,000 000 000 016
Hele kleine getallen kunnen ook in de wetenschappelijke notatie.
De exponent van 10 wordt dan negatief
Als de exponent negatief is dan gaat de 
komma naar links

Slide 9 - Tekstslide

Oefenopdracht
timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

Oefenopdracht



Klaar?
 werk aan 37 t/m 41 (blz. 123 - 124)
timer
3:00

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Opdracht 37 t/m 41 (blz. 123 - 124)
Hoe? Gebruik je rekenmachine
De som hoeft niet worden opgeschreven, enkel je antwoord
Hulp? Fluisterend overleggen
kom je er samen niet uit --> steek je hand op
Klaar? Kijk de opdrachten na via Magister

Slide 12 - Tekstslide

Als er een negatief getal in de macht van 10 staat, dan gaat de komma naar:
A
Links
B
Rechts

Slide 13 - Quizvraag