wk 46 les 1 H3 woordraadstrategieën herhaling

Lesprogramma 15/11
  1. Woordraadstrategie: zoek het voorbeeld
  2. Maken opdr. 1.1 + 1.3  + 1.4  (p.84/85)
  3. Kahoot over leesvaardigheid/               woordraadstrategieën

Op tafel: lesboek/schrift/pen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesprogramma 15/11
  1. Woordraadstrategie: zoek het voorbeeld
  2. Maken opdr. 1.1 + 1.3  + 1.4  (p.84/85)
  3. Kahoot over leesvaardigheid/               woordraadstrategieën

Op tafel: lesboek/schrift/pen

Slide 1 - Tekstslide

woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma 15/11
  1. Kahoot over H1 - H3 leesvaardigheid/woordenschat
  2. Nabespreken opdr. 1.3 + 1.4 (p.84/85)
  3. Woordraadstrategie: zoek de tegenstelling
  4. oefenen met quizvragen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1  p.84 (15 min)
  1. Lees de tekst 'Feestmaaltijd in de middeleeuwen'
  2. Maak opdr. 1.1  en  1.3
  3. Klaar? opdr 1.4: Zoek in tweetallen in de tekst naar de vijf signaalwoorden die aankondigen dat er een voorbeeld komt van het onderstreepte begrip. Schrijf deze op, samen met het begrip.

Slide 5 - Tekstslide

Ongemanierdheid
romans
deugden
gulzig
onbeschaafd
tafelschikking
hiërarchisch
bestek
gerechten
hygiënisch
deel van een maaltijd, spijzen
eetgerei
goede eigenschappen 
onfatsoenlijkheid 
ongemanierd
plaatsen van personen aan tafel
schoon, beter voor gezondheid
veel en snel etend
verzonnen verhalen in een boek
volgens een rangorde

Slide 6 - Sleepvraag

romans
onbeschaafd
hiërarchisch
gerechten
ongemanierd
zo
denk aan
zoals
bijvoorbeeld
zo

Slide 7 - Sleepvraag

Welke drie woordraadstrategieën ken je nu?

Slide 8 - Open vraag

Welke woordraadstrategie herken je in deze zin:
'Te veel snoep eten kan een negatief gevolg hebben. Welk effect merk jij na het eten van veel suiker?'
A
Synoniem
B
Omschrijving/definitie
C
Voorbeeld
D
Tegenstelling

Slide 9 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een voorbeeld?

Slide 10 - Open vraag

lesprogramma 16/11
  • Theorie: Hoe herken je een tegenstelling? H4 woordenschat
  • Maken: opdracht 1 op p. 114
  • Spel: 30 seconds

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoel vandaag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Zoek een tegenstelling (1)
De tegenstelling kan ontstaan door:
  1.  het basiswoord plus een voorvoegsela-, on-, in-, il-, im-, ir- (=niet).
    symmetrisch-asymmetrisch; legaal-illegaal; relevant-irrelevant.
  2. door het voorvoegsel te vervangen.
    ingang-uitgang; optimist-pessimist.
  3. vervangen door een heel ander woord :                                             netjes-slordig; slim-dom; globaal-gedetailleerd.

Slide 14 - Tekstslide

Zoek een tegenstelling (2)
  
Een tegenstelling volgt vaak na een signaalwoord zoals maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant, tegenover.

'In de ene klas heerste orde en regelmaat, maar in de andere klas was het een enorme chaos.'

Slide 15 - Tekstslide

Aan welke signaalwoorden kan je een tegenstelling in een tekst herkennen?
A
Zo, neem nou, en, of
B
Hoewel, evenwel, anderzijds
C
Om te beginnen, als, tegenover
D
Ook, denk aan, verder

Slide 16 - Quizvraag

'Deze ziekte veroorzaakt zowel psychische als somatische klachten.'

Wat is het tegenovergestelde van 'somatische'?

Slide 17 - Open vraag

Lesboek p.114/115
Maken:
opdracht 1 
Klaar? 
puzzelblad maken

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide