1. Hoe ziet mijn gezin eruit?

1. Hoe ziet mijn gezin eruit?
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1. Hoe ziet mijn gezin eruit?

Slide 1 - Tekstslide

Kerngezin of traditioneel gezin
Een volwassen man en vrouw leven samen en hebben samen kinderen. 
Ze zijn de biologische ouders van de kinderen.

Slide 2 - Tekstslide

Nieuw-samengesteld gezin
Eén of beide ouders brengen kinderen mee in een nieuwe relatie.
Soms hebben ze ook samen nog kinderen. 
De niet- biologische ouder van de kinderen in het gezin, wordt vaak plusouder genoemd in plaats van stiefouder.

Slide 3 - Tekstslide

Co-ouderschap
Beide ouders DELEN het ouderlijk gezag en staan beiden in voor de opvoeding.
De kinderen wonen op twee adressen.

Slide 4 - Tekstslide

Eénoudergezin
Eén volwassene met kinderen van wie hij of zij de biologische ouder is.

Slide 5 - Tekstslide

Homo- of lesbogezin
Twee mannen of twee vrouwen die samenleven en kinderen hebben uit
- een vorige heterorelatie
- geadopteerd
- als pleeggezin
Een van de twee kan ook de biologische vader of moeder zijn via draagmoederschap of zaaddonatie.

Slide 6 - Tekstslide

Pleeggezin
Eén of twee volwassenen zorgen voor kinderen.
Ze zijn niet de biologische ouders.

Slide 7 - Tekstslide

Adoptiegezin
Eén of twee volwassenen hebben kinderen waarvan ze niet de biologische ouders zijn.
Ze zijn juridische ouders.

Slide 8 - Tekstslide

Generatiegezin
Ouders en kinderen leven in een groter familieverband met grootouders, tantes, ooms

Slide 9 - Tekstslide

Mee-oudergezin
Eén of twee volwassenen, met een eigen gezin, zorgen samen met de biologische ouders mee voor de kinderen.
Ze zijn nauw betrokken bij de opvoeding van die kinderen.

Slide 10 - Tekstslide

Tienergezin
Een minderjare deelt de opvoeding van zijn of haar kind met een volwassene, meestal met de eigen ouder(s).

Slide 11 - Tekstslide

Woongroep
Een grotere groep volwassenen leeft samen, eventueel met kinderen, bv in een commune.

Slide 12 - Tekstslide

Begeleid wonen - kindertehuis
Kinderen leven in een gezinsvervangende constructie, vaak met wisselende verzorgers of begeleiders.

Slide 13 - Tekstslide

Latgezin
Twee volwassenen leven niet samen, maar hebben wel een relatie en eventueel samen kinderen.

Slide 14 - Tekstslide

Onder welke gezinsvorm leef jij?

Slide 15 - Open vraag

Quiz - Gezinsvorm
Lees de omschrijving en duidt de correcte gezinsvorm aan!

Slide 16 - Tekstslide

Eén of twee volwassenen met een eigen gezin zorgen mee voor de kinderen van andere ouders en zijn nauw betrokken bij de opvoeding.
A
pleeggezin
B
woongezin
C
mee-oudergezin
D
adoptiegezin

Slide 17 - Quizvraag

Kinderen leven in een gezinsvervangende constructie, vaak met wisselende verzorgers of begeleiders.
A
pleeggezin
B
adoptiegezin
C
tienergezin
D
begeleid wonen – kindertehuis

Slide 18 - Quizvraag

Een minderjarige deelt de opvoeding van zijn of haar kind met een volwassene, meestal met de eigen ouder(s).
A
mee-oudergezin
B
tienergezin
C
generatiegezin
D
latgezin

Slide 19 - Quizvraag

Twee mannen of twee vrouwen die samenleven en kinderen hebben uit een vorige man-vrouwrelatie, geadopteerd of als pleeggezin. Een van de twee kan ook de biologische vader of moeder zijn via draagmoederschap of zaaddonatie.
A
lesbogezin
B
homogezin
C
co-ouderschap na scheiding
D
adoptiegezin

Slide 20 - Quizvraag

Ze staan dan beiden in voor de opvoeding van hun kind. De kinderen wonen op twee adressen, dus afwisselend bij een van beide ouders.
A
woongroep
B
homogezin
C
co-ouderschap na scheiding
D
pleeggezin

Slide 21 - Quizvraag

Twee volwassenen leven niet samen, maar hebben wel een relatie en soms samen kinderen.
A
latgezin
B
nieuw samengesteld gezin
C
tienergezin
D
pleeggezin

Slide 22 - Quizvraag

Eén of beide ouders brengen kinderen mee in een nieuwe relatie. Soms hebben ze ook samen nog kinderen.
A
eenoudergezin
B
nieuw samengesteld gezin
C
latgezin
D
pleeggezin

Slide 23 - Quizvraag

Eén of twee volwassenen hebben kinderen van wie ze niet de biologische ouders zijn. Ze zijn sociale en juridische ouders.
A
eenoudergezin
B
nieuw samengesteld gezin
C
latgezin
D
adoptiegezin

Slide 24 - Quizvraag

Eén volwassene met een kind / kinderen van wie hij of zij de biologische ouder is.
A
eenoudergezin
B
nieuw samengesteld gezin
C
latgezin
D
adoptiegezin

Slide 25 - Quizvraag

Een volwassen man en vrouw leven samen en hebben samen kinderen. Ze zijn de biologische ouders van de kinderen.
A
kerngezin
B
traditioneelgezin
C
latgezin
D
woongroep

Slide 26 - Quizvraag

Ouders en kinderen leven in een groter familieverband met grootouders, tantes, ooms ...
A
adoptiegezin
B
generatiegezin
C
woongroep
D
pleeggezin

Slide 27 - Quizvraag

Een grotere groep volwassenen leeft samen, eventueel met kinderen, bijvoorbeeld in een commune.
A
homogezin
B
generatiegezin
C
woongroep
D
pleeggezin

Slide 28 - Quizvraag

Mijn naam is Mohammed. Ik woon vooral bij mama en mijn zus Aïcha. We wonen in het weekend soms bij onze papa.
A
pleeggezin
B
eenoudergezin
C
co-ouderschap
D
woongroep

Slide 29 - Quizvraag

Ik ben Yulan en ik woon bij mijn twee papa’s.
A
pleeggezin
B
homogezin
C
co-ouderschap
D
adoptiegezin

Slide 30 - Quizvraag

Ik ben Agneta. Ik heb twee vaders. Dat komt omdat ze mij adopteerden toen ik nog een baby was.
A
pleeggezin
B
homogezin
C
eenoudergezin
D
adoptiegezin

Slide 31 - Quizvraag

Ik ben Yordy en samen met mijn zus Marjan wonen wij bij onze mama en papa.
A
pleeggezin
B
homogezin
C
eenoudergezin
D
kerngezin

Slide 32 - Quizvraag

Ik ben Sofie en ik woon bij mijn twee moeders.
A
pleeggezin
B
lesbisch gezin
C
nieuw samengesteld gezin
D
kerngezin

Slide 33 - Quizvraag


A
homogezin
B
traditioneel gezin
C
lesbisch gezin
D
eenoudergezin

Slide 34 - Quizvraag


A
homogezin
B
generatiegezin
C
lesbisch gezin
D
eenoudergezin

Slide 35 - Quizvraag


A
homogezin
B
generatiegezin
C
lesbisch gezin
D
eenoudergezin

Slide 36 - Quizvraag

OPDRACHT
1. Stel je gezin voor aan de klasgroep aan de hand van een presentatie.

2. Geef 3 kenmerken die jou gezin zo eigen maken.

Slide 37 - Tekstslide