Kassa

Kassa
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Kassa

Slide 1 - Tekstslide

Een ander woord voor afrekensysteem is

Slide 2 - Open vraag

Een ander woord voor streepjescode is
A
Bar code
B
lijntjes code
C
PIN
D
Scankassa

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Wat moet je inleveren voor een emballage bon ?
A
oud papier
B
lege flessen en blikjes
C
plastic zakjes
D
oud brood

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Lever jij altijd je blikjes en flesjes in?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Hoe hoog moet het statiegeld zijn zodat jij altijd je flesjes en blikjes inlevert ?

Slide 9 - Open vraag

De drie soorten toetsen op een kassa zijn
A
cijfertoetsen, groepentoetsen en lettertoetsen
B
lettertoetsen, cijfertoetsen en functietoetsen
C
functietoetsen ,lettertoetsen en cijfertoetsen
D
cijfertoetsen, functietoetsen en groepentoetsen

Slide 10 - Quizvraag

wat is het verschil tussen een handscanner en een glasplaatscanner?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Video

Ik ga liever afrekenen bij:
A
een kassière
B
een zelfscan kassa

Slide 13 - Quizvraag

Noem een voordeel voor winkel van zelfscan kassa's

Slide 14 - Open vraag

Noem een nadeel voor winkels van zelfscan kassa's

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Waaraan herken je of geld vals of echt is
A
geur van het geld
B
papier waar geld van gemaakt is
C
een watermerk
D
de maat van het biljet

Slide 17 - Quizvraag

waarom nemen winkels meestal geen biljetten van 100, 200 en 500 euro aan?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video

in Nederland worden bedragen afrond per :
A
10 cent
B
1 euro
C
1 cent
D
5 cent

Slide 20 - Quizvraag