In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom
Nederlands
Je legt klaar:
-lesboek, schrift + pen
-laptop (dicht)
timer
2:30
Slide 1 - Tekstslide
Er volgt zo een afbeelding
Wat te doen:
1. Je moet kiezen;
2. Leg uit waarom je deze keuze maakt; 3. Je hebt voor deze opdracht 2 minuten (schrijf op je blaadje).
Slide 2 - Tekstslide
timer
3:00
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoel
Je leert feiten, meningen en argumenten onderscheiden in de tekst.
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je al over: mening, feiten en argumenten?
Slide 5 - Woordweb
Uitleg:
1. Mening / standpuntis een uitspraak over wat iemand vindt van iets of hoe iemand ergens over denkt. Met een mening/standpunt kun je het eens of oneens zijn.
2. Een feitis een uitspraak over iets wat waar of onwaar is en wat je kunt controleren. HEEL BELANGRIJK: CONTROLE!
3. Als je zegt waaróm je een bepaalde mening hebt, noem je dat een argument.
Slide 6 - Tekstslide
Hoe herken je meningen, feiten
en argumenten?
1. Een mening herken je vaak aan signaalwoorden als: ik vind en volgens mij. 2. Eenfeit kun je controleren: is het waar of niet waar. 3. Een argument herken je vaak aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers.
Slide 7 - Tekstslide
Ik vind het hebben van één echte , goede vriend belangrijk
A
Mening
B
Feit
C
Argument
D
Geen idee
Slide 8 - Quizvraag
Je mag overleggen tijdens een toets of examen.
A
Mening
B
Argument
C
Feit
D
Geen idee
Slide 9 - Quizvraag
Ik vind het hebben van een huisdier belangrijk, want dan is er altijd iemand blij als je thuiskomt.
A
Dit is een mening met een argument
B
Dit is alleen een mening
C
Dit is alleen een argument
D
Geen idee
Slide 10 - Quizvraag
Aan de slag ......
Je werkt aan je opdrachten van Cursus 1 Meer dan Lezen