SO Globalisering deel 1

SO Globalisering
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

SO Globalisering

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij de SO van Globalisering
Eerst wat praktische info:
  • Dit is een openboektoets. Je mag je leerboek gebruiken, maar probeer zoveel vragen zelf te beantwoorden.
  • De toets bestaat uit 50 vragen, waarvan 2 bonusvragen zijn.
  • Lees altijd de vraag goed door.
  • De vragen staan in willekeurige volgorde, dus voor iedereen anders.
  • Klik op afbeeldingen om ze groter te maken.
                                                      
                                                     Succes en veel plezier!

Slide 2 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?

De verdeling van mensen over een land of gebied.
A
bevolkingsgroei
B
bevolkingsdichtheid
C
bevolkingsspreiding
D
overbevolking

Slide 3 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?

Mate waarin de politieke, economische en sociale macht verdeeld is over de bevolking van een land.
A
democratisch druk
B
demografische druk
C
democratisch gehalte
D
demografische transitie

Slide 4 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?

Percentage van de bevolking dat in steden woont.
A
sociale ongelijkheid
B
verstedelijkingsgraad
C
verstedelijkingstempo
D
bevolkingsdichtheid

Slide 5 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?

De verbreiding van de Amerikaanse (westerse) cultuur over niet-westerse gebieden.
A
Amerikanisering
B
Alfabetisering
C
Modernisering
D
Mexicanisering

Slide 6 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?

Het verschuiven van het economische
zwaartepunt op de wereld
A
globalisering
B
mondialisering
C
internationalisering
D
global shift

Slide 7 - Quizvraag


Het proces van globalisering vindt plaats binnen drie dimensies.
Noteer de drie dimensies en geef bij elke dimensie een voorbeeld. 

Slide 8 - Open vraag

Kies de best passende dimensie.
In het aanpakken van drugshandel werkt de Nederlandse recherche samen met recherche in het buitenland.
A
Cultureel
B
Economisch
C
Politiek

Slide 9 - Quizvraag

Kies de best passende dimensie.
Steeds meer Chinese studenten komen in Nederland studeren.
A
Cultureel
B
Economisch
C
Politiek

Slide 10 - Quizvraag

Kies de best passende dimensie.
China levert veel producten aan westerse landen
A
Cultureel
B
Economisch
C
Politiek

Slide 11 - Quizvraag

Kies de best passende dimensie.
De EU heeft onder andere tot doel vrede in Europa te behouden door veel samen te werken.
A
Cultureel
B
Economisch
C
Politiek

Slide 12 - Quizvraag

Economische globalisering
Politieke globalisering
Culturele
globalisering
internationale arbeidsverdeling
multinationale onderneming
zuid-zuid-investeringen
multipolaire wereld

amerikanisering

lingua franca 

blokvorming
anders-globalisten

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is niet 1 van de 3 oorzaken voor globalisering?
A
De wereld 'krimpt' door sneller transport en communicatie
B
Bedrijven ontwikkelden zich tot MNO, en werden in meerdere landen actief
C
Landen openden hun grenzen voor internationale handel
D
Na de tweede wereldoorlog konden het oosten en het westen weer goed met elkaar omgaan

Slide 14 - Quizvraag

Het toerisme draagt bij aan de globalisering van de Filipijnen op cultureel, economisch en politiek gebied.
Maak de juiste combinaties.


Door de contacten met buitenlandse bezoekers nemen de Filipijnen gewoonten over uit andere delen van de wereld.



Door de werkgelegenheid in het toerisme kunnen de Filipijnen zich meer producten van buiten de Filipijnen veroorloven. 



Door de contacten met buitenlandse bezoekers maken de Filipijnen kennis met andere ideeën over democratie.
Culturele globalisering
Economische globalisering
Politieke globalisering

Slide 15 - Sleepvraag


Leg aan de hand van het wereldwijd digitaal netwerk uit dat globalisering geen wereldwijd proces is. 

Slide 16 - Open vraag

Wat is waarschijnlijk een kenmerk van een periferieland?
A
De alfabetiseringsgraad is 98%
B
De levensverwachting is 58 jaar
C
Het BBP/hoofd is 56.000 euro
D
4% werkt in de landbouwsector

Slide 17 - Quizvraag

Centrum
Semi periferie
Periferie

Slide 18 - Sleepvraag

Dit diagram past
het best bij
A
België
B
Polen
C
Nieuw Zeeland
D
Ethiopië

Slide 19 - Quizvraag

Als je vooral afhankelijk bent van grondstoffen ben je kwetsbaar. Welk antwoord past hier NIET bij?
A
de prijzen van eindproducten stijgen snel
B
bij handelsgewassen is er de dreiging van een misoogst
C
de prijzen van grondstoffen stijgen minder snel
D
de prijzen van grondstoffen schommelen erg op de wereldmarkt

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van de VN-welzijnsindex?
A
leeftijdsopbouw
B
analfabetisme
C
inkomen
D
levensverwachting

Slide 21 - Quizvraag

Globalisering is ...
A
Het proces waarbij alle gebieden op de wereld steeds meer met elkaar verbonden worden.
B
Het geld dat alle inwoners van een land in een jaar samen verdienen.
C
Het maken van goederen met behulp van machines in een fabriek
D
Alle bedrijven die zich bezighouden met het verlenen van diensten.

Slide 22 - Quizvraag

De periferie is afhankelijk van het centrum, maar het centrum niet van de periferie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer je de ongelijkheid binnen een land zichtbaar wil maken, kun je het best gebruik maken van ...
A
de human development index
B
het BBP/hoofd
C
het BRP/hoofd

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn centrum landen?
A
De meest onderontwikkelde landen
B
De meest ontwikkelde landen in Afrika
C
De meest ontwikkelde landen in de wereld
D
De meest ontwikkelde landen in de periferie.

Slide 25 - Quizvraag

Twee beweringen
1. Handelsgewassen zijn altijd voedselgewassen
2. Handelsgewassen hebben te maken met een geglobaliseerde landbouw
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 2 is juist, 1 onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Noem twee bezwaren tegen globalisering

Slide 27 - Open vraag

Zijn de uitspraken juist?
I Veel producten zijn door globalisering duurder geworden.
II Technologische ontwikkelingen spelen een grote rol bij het proces van globalisering.
A
Alleen uitspraak I is juist.
B
Alleen uitspraak II is juist.
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Grondstof
Halffabricant
Eindproduct
Periferie
Semi-Periferie
Centrum

Slide 29 - Sleepvraag

Culturele globalisering
Tijd-ruimtecompressie
Wereldsysteem theorie
Productieketen
Het proces waardoor de relatieve afstand tussen gebieden afneemt door ontwikkelingen in de transporttechnologie en informatietechnologie.
De schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat, van grondstof tot eindproduct.
Het proces van wereldwijde culturele integratie, wat wordt gekenmerkt door de internationale verspreiding van cultuurelementen, informatie en ideeën.
Indeling van de wereld volgens een bepaald model, zoals het centrumperiferiemodel, om de economische en politieke machtsverhoudingen uit te drukken.

Slide 30 - Sleepvraag

Leg uit wat het verband is tussen de foto en globalisering. Gebruik in je antwoord het begrip relatieve afstand.

Slide 31 - Open vraag

Welke 3 factoren verklaren de bevolkingsspreiding in de wereld?

Slide 32 - Open vraag

Verbind de juiste afbeeldingen/landen met Centrum, Semi-Periferie en Periferie
Centrum
Semi-Periferie
Periferie
Nederland
Mexico
VS
Brazilië
Nicaragua
Niger
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector

Slide 33 - Sleepvraag

Welke driedeling kun je maken als je de wereld indeelt naar ontwikkelingsgraad?
A
arm-gemiddeld-rijk
B
koplopers-volgers-achterblijvers
C
centrum-semiperiferie-periferie
D
winnaars-inzetters-verliezers

Slide 34 - Quizvraag

Geef bij onderstaand voorbeeld aan of er sprake is van relatieve afstand, absolute afstand of allebei.
De autorit tussen Den Haag en Schiphol duurt 45 minuten.
A
Relatief
B
Absoluut
C
Allebei

Slide 35 - Quizvraag

Geef bij onderstaand voorbeeld aan of er sprake is van relatieve afstand, absolute afstand of allebei.
De afstand tussen Den Haag en Schiphol is 47 kilometer.
A
Relatief
B
Absoluut
C
Allebei

Slide 36 - Quizvraag

Geef bij onderstaand voorbeeld aan of er sprake is van relatieve afstand, absolute afstand of allebei.
Met het vliegtuig ben ik sneller in Londen dan met de boot.
A
Relatief
B
Absoluut
C
Allebei

Slide 37 - Quizvraag

Geef bij onderstaand voorbeeld aan of er sprake is van relatieve afstand, absolute afstand of allebei.
Schiphol is voor inwoners van de Randstad gunstig gelegen.
A
Relatief
B
Absoluut
C
Allebei

Slide 38 - Quizvraag

Veel multinationals hebben productievestigingen
in lagelonenlanden.
Is dit positief of negatief?
Beargumenteer je antwoord.

Slide 39 - Open vraag

De loonkosten zijn in China relatief laag.
Welke twee voordelen heeft dit?
Voordelen
Veel westerse bedrijven investeren in China.
 


De economische groei van China gaat langzaam. 


Producten uit China zijn relatief goedkoop.

De lonen stijgen nauwelijks.

Slide 40 - Sleepvraag

Wat is een multinational?
A
Een bedrijf dat zijn hoofdkantoor in Nederland heeft.
B
Een bedrijf dat in veel landen een fabriek of kantoor heeft.
C
Een groot exporteur van Nederlandse landbouwproducten.
D
Een Nederlandse bank die veel geld steekt in Amerikaanse bedrijven.

Slide 41 - Quizvraag

Zet de woorden op de juiste plek

Door................................ kunnen onderdelen van producten uit verschillende landen worden gehaald. Hierdoor ontstaat..................................: ieder land produceert waar het goed in is. 
Zo ontstaat



Globalisering
Internationale arbeidsverdeling
Internationale specialisatie

Slide 42 - Sleepvraag

Hoe dragen technologische innovatie
en vrijhandel bij aan globalisering?
A
Door vrijhandel wordt globalisering een stuk makkelijker omdat er gewoon open grenzen zijn. En doordat de technologie steeds toeneemt wordt globalisering ook makkelijker.
B
Door technologische innovaties gaat productie sneller en zal makkelijker worden. Door vrijhandel wordt de handel een stuk minder belemmerd en kan er ook hierdoor meer en makkelijker gehandeld worden
C
Door technische innovatie komen er bijv. snellere transport mogelijkheden. Door vrijhandel kunnen dit transport ook daadwerkelijk ergens komen. Dus kan er een groter deel van de wereld bereikt worden en dus zal de globalisering toenemen.
D
Ze maken handel en communicatie veel makkelijker

Slide 43 - Quizvraag


A
geopolitiek
B
relatieve ligging
C
agglomeratievoordeel
D
global shift

Slide 44 - Quizvraag

Geef een (actueel) voorbeeld van een politieke factor, die kan leiden tot afremming of daling van de globalisering.

Slide 45 - Open vraag

Bekijk de tabel. Het welvaartsverschil tussen Turkije en Indonesië is behoorlijk groot. In de praktijk is het verschil echter kleiner. Leg uit hoe dat komt. Je uitleg bestaat uit een oorzaak en een gevolg.

Slide 46 - Open vraag

Gebruik de bronnen. De productieketen van
cacao wordt in bron 1 opgesplitst in drie
onderdelen. Dat kun je ook doen voor de
productieketen van katoen. Noteer de cijfers 1 tot en
met 5 uit onderstaand schema op je antwoordblad.
Schrijf achter elk cijfer waar dat onderdeel van de productieketen
vooral plaatsvindt: in het centrum, de semiperiferie of de periferie.

Slide 47 - Open vraag

Bekijk de afbeelding.
Verklaar de verschillen in geboorteoverschot tussen de Sub-Sahara Afrika en Europa.

Slide 48 - Open vraag

BONUSOPGAVE

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

China investeert in Sudan, Zuid-Sudan en Ethiopië onder andere
in brandstoffen en infrastructuur. Deze twee investeringen
houden verband met elkaar.
Beredeneer welk belang China heeft bij het investeren in
zowel brandstoffen als infrastructuur.

Slide 51 - Open vraag

De bevolking van de Afrikaanse landen profiteert niet optimaal van de Chinese investeringen.
Geef hiervoor een oorzaak.

Slide 52 - Open vraag

Einde SO :)

Slide 53 - Tekstslide