Woordraadstrategieën + woordenboek gebruiken

Woordenschat
Lesdoelen

Hoe gebruik ik een woordenboek?

Hoe kom ik achter de betekenis van een woord?




1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Lesdoelen

Hoe gebruik ik een woordenboek?

Hoe kom ik achter de betekenis van een woord?




Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Uitleg: woordenboek gebruiken
  • Vragen over de uitleg
  • Opdrachten maken 
  • Samen nakijken
  • Wat hebben we geleerd?
  • Werken op Learnbeat (huiswerk) 


Slide 2 - Tekstslide

Hoe gebruik je een woordenboek?
1. De woorden staan op alfabetische volgorde. 

2. Je vindt in een woordenboek:
  • wat een woord betekent
  • hoe je het woord schrijft 
  • of het een de- of het- woord is
  • wat een uitdrukking betekent.

Slide 3 - Tekstslide

Woordenboek
Vaak moet je niet zoeken naar het woord uit de tekst, maar naar een andere vorm van het woord. Het woordenboek maakt gebruik van trefwoorden

Zoek bij:
- het hele werkwoord: bevestigt -> bevestigen, gereserveerd -> reserveren
- het enkelvoud: adviezen -> advies
- de korte vorm: actieve -> actief
- een deel van de samenstelling: verkeersslachtoffer -> slachtoffer

Slide 4 - Tekstslide

Om een woordenboek snel te gebruiken, moet je het alfabet goed weten. Typ het alfabet.

Slide 5 - Woordweb

Wat zijn na K de drie volgende letters in het alfabet?
A
H- I -J
B
L-M-O
C
P-Q-S
D
L-M-N

Slide 6 - Quizvraag

Zet de volgende letters in alfabetische volgorde
A
VUW
B
UVW
C
UWV
D
WUV

Slide 7 - Quizvraag

Bij welk grondwoord/trefwoord zoek je iets op in het woordenboek?

bevond
A
bevind
B
bevindt
C
bevinden
D
bevonden

Slide 8 - Quizvraag

Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
tijdschrift, boek, krant
B
boek, krant ,tijdschrift
C
boek, tijdschrift, krant
D
krant, boek, tijdschrift

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht 1

Zoek de volgende woorden en schrijf de betekenis op je wisbordje:
gelijkspel                              korzelig
verrekijker                            dirham
dojo                                         botter
hoofdsom                             gevel

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
Welke vorm gebruik je om te zoeken in het woordenboek? (trefwoord)

1. De schaafwond op Eliza's arm genas gelukkig snel.
2. De gemeente organiseert een informatieve bijeenkomst over de nieuwe sporthal.
3. De gezondheidsraad heeft de nieuwe schijf van vijf gepubliceerd.
4. Thomas eet speciaal brood, want hij heeft een glutenallergie.
informatief
genezen
publiceren
allergie

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 3: 
Noteer de antwoorden in je schrift. 
woord
zoekwoord
betekenis
1 gelopen
2 omgegooid
3 sportfanaten
4 avondmens
5 minderwaardig
6 rookworst
timer
12:00

Slide 12 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Woordbetekenissen opzoeken in een woordenboek.

Hoe zoek je?
Het hele werkwoord, de korte vorm van het woord, het enkelvoud van het woord, een deel van de samenstelling.

Slide 13 - Tekstslide