engels groep 8

engels groep 8
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

engels groep 8

Slide 1 - Tekstslide

wat vinden jullie het moeilijkste woord om uit te spreken

Slide 2 - Woordweb

Wat is dit in het Engels:

A
torch
B
mat
C
plate
D
map

Slide 3 - Quizvraag

'wenkbrauwen' in het Engels is?
A
Brow
B
Eyebrow
C
Eyes

Slide 4 - Quizvraag

'Dramatisch' in het Engels is?
A
Drama queen
B
Dramatic
C
Drama

Slide 5 - Quizvraag

'Kinderachtig' in het Engels is?
A
Children
B
Child
C
Childress
D
Childish

Slide 6 - Quizvraag

'Mijn' in het Engels is?
A
My
B
Mine
C
Me

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

maak een engelse zin

Slide 9 - Open vraag

engels is een moeilijke taal
ja
nee
beetje

Slide 10 - Poll

wat vinden jullie het makelijkste engelse woord

Slide 11 - Open vraag

Hoe zeg je 'hij gaat' in het Engels?
A
he going
B
he goes
C
he gone
D
he go

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van 'to eat'?
A
eated
B
eating
C
ate
D
eats

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

noem 3 dingen uit het vorige plaatje in het engels (minimaal 3 dingen, mag ook meer)

Slide 15 - Open vraag

maths
A
muziek
B
godsdienst
C
wiskunde/ rekenen
D
Engels

Slide 16 - Quizvraag

P.E.
A
godsdienst
B
gym
C
aardrijkskunde
D
mentorles

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een eraser?
A
meetlat
B
gum
C
potlood
D
etui

Slide 18 - Quizvraag

What is a scissors?
A
een schaar
B
een boek
C
een pen
D
een potlood

Slide 19 - Quizvraag

dochter
(in het Engels)
A
tochter
B
daughter
C
daugter
D
daugther

Slide 20 - Quizvraag

Wat is dinsdag in het Engels?
A
Thursday
B
Wednesday
C
Saturday
D
Tuesday

Slide 21 - Quizvraag

Wat is "maart" in het Engels?
A
May
B
June
C
March
D
Meart

Slide 22 - Quizvraag

kwart over (in het Engels)
A
a quarter past
B
a quarter to
C
half past
D
o'clock

Slide 23 - Quizvraag

kwart voor (in het Engels)
A
a quarter past
B
a quarter to
C
half past
D
o'clock

Slide 24 - Quizvraag

Het is 11 uur
(in het Engels)
A
11 o'clock
B
11 hour
C
11 clock'o
D
half past 10

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het Engelse woord voor haar?
A
hair
B
hare

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het Engelse woord voor paardestaart?
A
ponytail
B
horsetail

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het Engelse woord voor krullend haar?
A
straight hair
B
curly hair

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn "braids" ?
A
staartjes
B
knotjes
C
vlechtjes

Slide 29 - Quizvraag

This animal is a
A
Duck
B
Owl
C
Crocodile
D
Cow

Slide 30 - Quizvraag

This animal is a
A
Cat
B
Goldfish
C
Elephant
D
Parrot

Slide 31 - Quizvraag

Wat zijn "glasses"?

A
een bril
B
ramen

Slide 32 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Engels:
"leunen"
A
to lean
B
to touch
C
to meow
D
to buy

Slide 33 - Quizvraag

engels is een moeilijke taal
ja
nee
een beetje moeilijk
een beetje makkelijk

Slide 34 - Poll



Dit was het einde

Slide 35 - Tekstslide