MH herhaling grammar

Herhaling Grammar 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling Grammar 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOME & ANY
Betekenis: een paar, een beetje, wat, enkele
Maar wanneer gebruik je some en wanneer gebruik je any?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOME • when to use it? 
1. In bevestigende / positieve zinnen
   We bought some flowers
2. In een vraag als je verwacht dat het 
   antwoord "ja" is
   Can I have some water please?
3. Bij een aanbod of verzoek
   Would you like some tea?
   
    
 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANY • when to use it?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is

We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.

Slide 4 - Tekstslide

Bij vraagzinnen: hoe maak je duidelijk aan de leerlingen om welke zinnen het gaat. Aangezien vraagzinnen ook some kunnen bevatten. 
ANY • when to use it?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is
     Do you have any luggage?
             
We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.
negative

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANY • when to use it?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is
     Do you have any luggage?
                          Maybe, maybe not.
We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.
negative

Slide 6 - Tekstslide

Bij vraagzinnen: hoe maak je duidelijk aan de leerlingen om welke zinnen het gaat. Aangezien vraagzinnen ook some kunnen bevatten. 
SOME



ANY 
Gebruik je bij: 

- Bevestigende zinnen;
- Vragen waarbij je verwacht dat het antwoord "ja" is;
- Als het een aanbod of verzoek is.
Gebruik je bij: 

- Ontkennende / Negatieve zinnen;
- Alle andere vraagzinnen.


Let op woorden zoals,
without, hardly, never

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What did you think of the cupcakes? I don't know, I didn't get to eat ......
A
some
B
any

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We are going to pass the test without ____ problems.
A
some
B
any

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


I am going to buy ... flowers.
A
some
B
any

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We could choose ...... topic we want to write our thesis about.
A
some
B
any

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


I can't pay. I haven't got ... money.
A
some
B
any

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


I'm looking for ...... advice.
A
some
B
any

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


I haven't seen ... good movies lately.
A
some
B
any

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Those apples look nice! Shall we get ...?
A
some
B
any

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much and many
= saying how much of something there is.

There are many chairs around the table. 
She doesn't have much money left after she bought that iPhone.
We don't have many more days of school this term.
I'd like to have many different pairs of shoes. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je much?
Je gebruikt much bij uncount nouns: zelfstandige naamwoorden die je niet in het meervoud kan zetten en die je dus niet kan tellen. 
For example: water, money, salt, bread, work, help, news, information, milk.

How much money have you got?
The recipe doesn’t need much milk.
The homework today isn't much work.
They don't need much help to understand the grammar.
There is much information on the website. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je many?
Je gebruikt many bij count nouns: zelfstandige naamwoorden die je kan tellen. 
 Ze hebben een enkelvoudsvorm en een vorm in het meervoud.
Dat wil zeggen dat je achter het woord een -s kan plakken om de meervoudvorm te maken.
 For example: apple, car, dollar, loaf, stamps, chair, book, job.

There are many apples on the table. 
Rich people usually own many cars. 
The bakery bakes many loaves of bread every morning.
My grandfather has collected many stamps.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I have got ...................................sisters.
A
many
B
much

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

There is .........................wind today.
A
many
B
much

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This city has ... beautiful buildings.
A
much
B
many

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Are there .... customers in the shop?
A
much
B
many

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We haven't got ... work to do.
A
much
B
many

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

There wasn't ..... sun.
A
much
B
many

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

How .... sugar do you need?
A
much
B
many

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

There are............................people in New York.
A
many
B
much

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies