Argumenteren (feiten, mening, argument)

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Argumenteren

Feiten, meningen en argumenten

Argumenteren

Feiten: een feit kun je controleren

Mening: een mening is iets wat iemand vindt

Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt

Argumenteren

Feit: Rond 5 december viert men in Nederland Sinterklaas.

Mening:  Sinterklaas is een leuk feest.

Argument: Ik vind Sinterklaas een leuk feest, omdat je dan gezellig bij elkaar bent.

Feit, mening, of argument?
Online les is saai.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Feit, mening, of argument?
Online lessen zijn saai, omdat je de hele tijd naar een scherm zit te kijken.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Feit, mening, of argument?
Eric heeft een mooie bril.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Feit, mening, of argument?
Chocolade is lekker.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Argumenteren

Een goed argument is geldig en juist.

Zijn de volgende argumenten goed?

Mijn opa heeft zijn hele leven gerookt en hij heeft geen kanker. Roken is dus helemaal niet ongezond.

1. Goed argument
2. Slecht argument

Ik ben de baas, omdat ik het voor het zeggen heb.

1. Goed argument
2. Slecht argument

Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!

1. Goed argument
2. Slecht argument

Ik ga op typeles omdat dit me uiteindelijk veel tijd oplevert.

1. Goed argument
2. Slecht argument

Iedereen moet het met me eens zijn dat je niets leert van online lessen.

1. Goed argument
2. Slecht argument

Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.

1. Goed argument
2. Slecht argument