Deutsch VLOG

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 2

Inhalt

- Was ist ein 'Vlog'?

- Was ist wichtig?

- Tips 

- Aussprache

- Beurteilung 

Was ist ein 'Vlog'? 

In een vlog vertelt iemand over zijn/haar leven. Wat doe je op een dag?  Wat eet je? Maar ook: Wat is mooi in mijn stad?  

VLOG:
welke onderdelen?

Wat moet er in jouw vlog?

1. algeme informatie over jou: leeftijd, woonplaats misschien iets  over je  hobby's, etc.

2. Wat is bijzonder leuk aan je woonplaats of de omgeving? 

3. Welke bezienswaardigheden moet een toerist gezien hebben?

4. Laat plaatsen zien waar JIJ veel tijd toebrengt

Was ist wichtig?

- Vóór maandag 4 juni  lever jij jouw VLOG in. 

- Wanneer je de vlog  1 dag te laat inlevert -1, bij twee of méér dagen te laat volgt het cijfer 1 in Magister. 

- Het cijfer telt 2x mee (als spreekvaardigheid)

- Je levert je vlog in via magister of anders via Wetransfer.com (met vermelding van jouw voor- en achternaam. Je stuurt het naar de docent.

- In de vlog spreek je minstens 1,5 -2  minuten Duits.

- Je bent tijdens de vlog zelf in beeld.

- Voorgelezen stukken tellen niet mee als spreektijd!

- Je maakt de vlog individueel (dus alleen).

Tips

- Begin optijd

- Kijk ruim optijd of het lukt om jouw vlog te versturen. Lukt het niet? Meld het bij de docent.

- Begin de vlog met een intro en sluit af met een afsluiting.

- Laat iemand helpen met filmen.

- Gebruik eventueel programma's  zoals Moviemaker etc. voor de bewerking.

- Sla gefilmd materiaal altijd op en bewaar het tot je cijfer bekend is. 

Tips zur Grammatik

- Let op een datum: na 'am' krijg je rangtelwoord + ten/sten

vb. Ich habe Geburtstag am neun November.

- Let op werkwoordsvormen: ich heiße, maar mein Vater heißt

- Let op het gebruik van de bezittelijk voornaamwoorden: bijv. mein/meine

- Gebruik makkelijke zinnen en niet te moeilijke zinnen van een website of vertaalsite 

Aussprache 

Deze video is niet meer beschikbaar

Welke video was dit?

Beurteilung 

Je wordt beoordeeld op de volgende punten:

1. Uitspraak

2. Inhoud

3. Woordenschat en zinsopbouw

4. Opbouw (intro, kern, afsluiting, overgangen)

5. Lichaamshouding

6. Voldoende tijd gesproken

7. Op tijd ingeleverd