Herh. H.6 NN 5 Woordenschat 3TL/GL

Herh. H.6 NN 5 Woordenschat 3TL/GL
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Herh. H.6 NN 5 Woordenschat 3TL/GL

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 6 - Woordenschat


Om een tekst goed te begrijpen, moet je zorgvuldig lezen.

Je hebt verschillende manieren geleerd om de tekst beter te begrijpen.


Let op:




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik

Dat vind je vaak in uitdrukkingen en spreekwoorden. Bekijk het plaatje maar eens.


"De hond in de pot vinden".


Bedoelt de schrijver wel precies wat er staat??

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

neertellen - betalen

uitgave - editie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OMSCHRIJVING - voorbeelden


journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOORBEELD - voorbeeld

Voorbeelden zijn te herkennen aan woorden als:

bijvoorbeeld, zo is er...., zoals, denk maar aan, neem, zo.


Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad.



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BEKEND WOORDDEEL - voorbeeld


- samenstellingen: vleesvervanger. Je kent de woorden vlees en vervanger. Je kunt raden wat vleesvervanger betekent.

- woorden met voorvoegsel: ongezond. On betekent niet, dus ongezond betekent niet gezond.

- woorden met achtervoegsel: gevoelloos. -loos is hetzelfde als zonder. Gevoelloos betekent zonder gevoel.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Understatement
De schrijver probeert iets wat heel geweldig of juist afschuwelijk is minder erg te maken of af te zwakken. Soms zijn de woorden om de situatie minder erg te laten lijken wat spottend bedoeld.
Bijvoorbeeld: Het zat Job niet echt mee toen hij zijn baan en zijn huis verloor (het was een ramp voor hem)
Je hebt een twee voor je toets. Je hebt dus wel een paar foutjes gemaakt. (je hebt veel fouten gemaakt)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overdrijving
De schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is
Bijvoorbeeld: Het was een doodsaaie les

Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet letterlijk wat er staat. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Tegenstelling



In Noorwegen is het 's winters ijskoud, maar in Zuid-Spanje blijft het lekker warm.





Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsels
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 11 - Tekstslide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
gezang
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
aartsrivaal 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Achtervoegsels
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 13 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
blijheid
duidelijk
afdeling
aardig
aansteker
eigenaar
aaibaar
fantastisch

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tot de volgende keer! 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies