zuiderzee vroeger gr 678

zuiderzee vroeger gr 678
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

zuiderzee vroeger gr 678

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wonen en werken rond de Zuiderzee
In 1916 werd een deel van Noord-Holland door overstromingen geteisterd. Mede onder invloed van deze ramp besloot het parlement in 1918 tot afsluiting en gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee. De afsluiting maakte een eind aan de grillen van weer en wind, die in het verleden veel slachtoffers en materiele schade hadden geëist Het verschil tussen eb en vloed in de Zuiderzee was eigenlijk maar gering. Het varieerde van 130 centimeter in het noordelijke
gedeelte van de Zuiderzee tot 30 centimeter in het zuidelijke deel. Maar ondanks dit geringe getijdenverschil werd bij storm uit noordelijke richting zoveel Noordzeewater door de zeegaten gestuwd, dat het waterpeil in de Zuiderzee aanzienlijk steeg. Meer dan eens bleken de dijken niet bestand tegen het opkomende water. Aldus werd besloten tot de aanleg van de Afsluitdijk.
Het is twee keer per dag eb en vloed. Vloed is de periode wanneer de waterstand stijgt tot het maximaal is. Eb is de periode wanneer het water zich terugtrekt. Het verschilt per locatie wanneer het eb of vloed is. Ook varieert het verschil tussen beiden per plaats.
Getijdeverschil = verschil tussen eb en vloed

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent het begrip 'getijdeverschil'?
A
Afstand tussen de kust en de zee
B
Diepte van het water in de Zuiderzee
C
Verschil tussen eb en vloed
D
Het aantal overstromingen per jaar

Slide 4 - Quizvraag

Wat was de aanleiding voor de afsluiting van de Zuiderzee?
A
Economische ontwikkelingen in de regio
B
Politieke onrust in het parlement
C
Natuurbescherming van het waterleven
D
Overstromingen in Noord-Holland

Slide 5 - Quizvraag

Op 28 mei 1932 werd het laatste gat in de Afsluitdijk gedicht, waardoor de zilte Zuiderzee een binnenmeer werd. De voornaamste bestaansbron voor de bewoners van het Zuiderzeegebied, de visserij, kreeg daardoor een gevoelige klap te incasseren. Het water van de voormalige zee werd langzaam zoet. Bepaalde vissoorten verdwenen. En erger: de nieuwe dijk versperde haring en ansjovis de weg naar hun paarplaatsen. Voor de meeste vissers verdween het uitzicht op een behoorlijk bestaan en velen moesten het beroep van visser opgeven. Als gevolg daarvan kregen ook de van de visserij afhankelijke bedrijven veel minder werk: rokerijen,
kuiperijen, mandenmakerijen, zeilmakerijen en scheepswerven moesten in snel tempo hun deuren sluiten. De bedrijvigheid rond de visserij die de plaatsen langs de Zuiderzee zo lang had gekenmerkt, verdween

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat was het gevolg van de afsluiting voor de visserij-afhankelijke bedrijven?
A
Ze werden succesvoller
B
Ze moesten sluiten
C
Ze kregen meer werk
D
Ze kregen veel minder werk

Slide 8 - Quizvraag

Werken op het water
Door de vermenging van zout water uit de Noordzee en zoet water uit de rivieren kende de Zuiderzee een grote verscheidenheid aan flora en fauna met ruim twintig vissoorten en enkele schaal- en schelpdieren. Deze visrijkdom garandeerde de vissers echter allerminst een zeker bestaan. De twee meest waardevolle vissoorten, haring en ansjovis, kwamen alleen gedurende een bepaalde periode, voornamelijk in het voorjaar, in de Zuiderzee om te paren. Bovendien moest iedere visser elk jaar afwachten of de ansjovis die verreweg het meeste geld opbracht, zou verschijnen. In de overige jaargetijden warende vissers aangewezen op bot, aal en spiering, terwijl sommigen garnalen, mosselen en alikruiken opvisten. In de winter werd er niet veel gevangen en verdienden de vissers bitter weinig

Slide 9 - Tekstslide

In welk seizoen werd er niet veel gevangen door de vissers?
A
Herfst
B
Winter
C
Voorjaar

Slide 10 - Quizvraag

Wat bracht verreweg het meeste geld op voor de vissers?
A
Spiering
B
Ansjovis
C
Mosselen

Slide 11 - Quizvraag

Scheepstypen
Aan het begin van deze eeuw werd met verschillende scheepstypen op de Zuiderzee gevist.  De schepen waren aangepast aan de eisen die het vaarwater, de visserij en de eigenaar stelden. Veelal waren die streekgebonden. De meeste zeilschepen hadden een vlakke bodem, zijzwaarden en een bun, waarin vis levend werd bewaard. Tot de jaren veertig bleven
Zuiderzeevissers met houten schepen varen. Schippers waren meestal eigenaar van hun schip. Rederijen kwamen zelden voor. Om hun eigen schip te kunnen kopen, had de visser krediet nodig van de scheepsbouwer, de roker en andere middenstanders in het dorp. Van deze kredietgevers was hij lange tijd afhankelijk, want het kon vele jaren duren voordat hij zijn schuld had afgelost. Een goed ansjovisjaar bracht meer geld op en betekende voor veel vissers
dat zij hun leningen versneld konden terugbetalen

Slide 12 - Tekstslide

De visserij
De visserij leverde over het geheel genomen een geringe verdienste op en in veel gevallen was het noodzakelijk dat vrouw en kinderen aan de wal werkten om het gezinsinkomen op peil te houden. Sommige vissers waren genoodzaakt gedurende een deel van het jaar aan te monsteren op loggers, waarmee op de Noordzee werd gevist. Deze loggers kwamen vaak gedurende twee weken niet aan wal.
Vissen was erg arbeidsintensief. Het uitzetten en het binnenhalen van de netten gebeurde veelal met de hand en niet zelden onder slechte weersomstandigheden. Tussen de bedrijven door werden werkzaamheden verricht als het repareren van het vistuig. Na lange werkdagen lag er aan wal opnieuw werk te wachten: de zorg voor de vis, het schoonmaken van het schip of het onderhoud van de netten

Slide 13 - Tekstslide

logger op de Noordzee

Slide 14 - Tekstslide

Wat was een veelvoorkomende praktijk voor sommige vissers om aanvullend inkomen te verdienen?
A
Aanmonsteren op loggers op de Noordzee
B
Werken in fabrieken aan de wal

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel tijd brachten sommige vissers door op loggers op de Noordzee?
A
Een week
B
Twee weken
C
Drie dagen
D
Een maand

Slide 16 - Quizvraag


Aan de wal

Aan de wal waren veel bedrijven die op een of andere manier met de visserij in verband stonden. Veel vrouwen leverden hun bijdrage aan het gezinsinkomen door naast huishoudelijke taken garnalen te pellen, vis schoon te maken of vis te venten. Er was veel bedrijvigheid rondom de scheepsbouw en het scheepsonderhoud. Reparaties aan de vissersschepen werden verricht op de helling van de scheepswerf, waar ook nieuwe schepen gebouwd werden. Voor de uitrusting en tuigage van zijn
 schip moest de visser terecht bij de zeilmaker, 
de touwslager en de smid.


Slide 17 - Tekstslide

Waarom moesten sommige vrouwen en kinderen aan de wal werken?
A
Om de tijd te doden
B
Als hobby
C
Om het gezinsinkomen op peil te houden
D
Om te ontspannen

Slide 18 - Quizvraag

Hoe woonden de mensen?
De  woningen waren erg klein, vaak maar 1 kamer om te koken, wassen, slapen en alle huishoudelijke bezigheden, maar ook bijvoorbeeld het breien van netten en het schoonmaken van vis. Vaak waren de huizen nog niet voorzien van stromend water, gas of elektriciteit. Het wassen bijvoorbeeld was daardoor een enorme klus. Het wasgoed moest worden geweekt in heet water, dat op de kachel of het petroleumstel werd verwarmd. Dan werd het op de hand of op een wasbord gewassen en uitgespoeld in de gracht, sloot of haven

Slide 19 - Tekstslide

Hoe woonden de mensen?
 Het aanmaken van de kachel, het schoonhouden van het huis en het bereiden van de maaltijden behoorden dus tot de dagelijkse bezigheden van de vrouwen Ook beheerden zij vaak de financiën Omdat de mannen vaak van huis waren, kwam de opvoeding van de kinderen voor een belangrijk deel op de schouders van de vrouwen neer. In het algemeen waren de gezinnen groot, maar de kinderen vertrokken vaak al vroeg uit huis. Visserszonen gingen op hun negende of tiende jaar mee met de botter. Daar bleven zij slapen als het schip in de thuishaven lag. Andere jongens voeren weken achtereen met loggers op de Noordzee. Meisjes van die leeftijd zochten een dienstje of gingen bij grootmoeder of een ander familielid wonen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link