Brückenschlag 1 der/die/das bezit.vnw.

"geslacht" van het zelfstandig naamwoord


der die of das.....
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

"geslacht" van het zelfstandig naamwoord


der die of das.....

Slide 1 - Tekstslide

"der"
  1. mannelijke personen of dieren (der Mann, der Stier)
  2. Dagen maanden jaargetijden en de windrichtingen (der Montag, der Sommer, der Januar, der Osten
  3. stammen van werkwoorden (der Beginn, der Besuch)

Slide 2 - Tekstslide

"die"
  1. vrouwelijke personen of dieren
  2. de meeste woorden die op -e eindigen
  3. - heit ung keit schaft ur ei dikion tät
  4. meervoud!
  5. getallen

Slide 3 - Tekstslide

"das"
  • "het" woorden
  • verkleinwoorden ( das Mädchen das Buchlein)

Slide 4 - Tekstslide

de vader
A
der Vater
B
das Vater

Slide 5 - Quizvraag

de school
A
der Schule
B
die Schule
C
das Schule

Slide 6 - Quizvraag

de kinderen
A
die Kinder
B
das Kinder

Slide 7 - Quizvraag

Ihr habt ... Computerspiel vergessen!
A
der
B
das
C
die

Slide 8 - Quizvraag

de leeuw: ...Löwe
A
das
B
der
C
die

Slide 9 - Quizvraag

der krant: ... Zeitung
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

de herfst: ... Herbst
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

eerste regel?!

Slide 12 - Woordweb

Ik begrijp de regels van het geslacht
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Slide 14 - Video

mijn
jouw
zijn
haar
ons onze
jullie
hun
uw
mein-
dein-
sein-
ihr-
unser-
euer- eur-
ihr-
Ihr-
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

even samenvatten..
  • bezittelijk voornaamwoord geeft bezit aan
  • staat op de plaats van het lidwoord
  • gedraagt zich hetzelfde als het onbep. lidwoord ein
  • krijgt bij vrouwelijk en meervoud een -e
  • mein Vater, deine Mutter, sein Kind, unsere Eltern




Slide 16 - Tekstslide

mijn vader
A
meine Vater
B
mein Vater

Slide 17 - Quizvraag

jouw school
A
deine Schule
B
dein Schule

Slide 18 - Quizvraag

uw kinderen
A
ihre Kinder
B
ihr Kinder
C
Ihr Kinder
D
Ihre Kinder

Slide 19 - Quizvraag

zijn huis
A
seine Haus
B
sein Haus

Slide 20 - Quizvraag

ons onderwerp
A
unsere Thema
B
unser Thema

Slide 21 - Quizvraag

jullie lerares
A
euer Lehrerin
B
eure Lehrerin

Slide 22 - Quizvraag

Ik weet wanneer er een extra -e achter het bezittelijk voornaamwoord komt
A
ja
B
nein
C
manchmal

Slide 23 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
Ik ken deze woorden
Ik ken de woorden niet maar kan het wel toepassen
Ik ken woorden maar vind het toepassen lastig
Ik ken ze niet en kan het ook niet

Slide 24 - Poll