septième cours- 16 mai 2022

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Klassenregels

We werken rustig samen in de klas.

We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.

Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.

We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.

We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.

We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.

We laten elkaar uitpraten.

We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

We storen niet bewust de les (door bijvoorbeeld propjes te gooien of door de klas te schreeuwen)

Buts

Aan het eind van dit lesuur...., kan je:

• Een gesprek over gezondheid begrijpen
• Woordjes gebruiken die te maken hebben met gezondheid
• Een artikel over mobieltjes op school begrijpen
• Woordjes begrijpen die te maken hebben met de gezondheid
• Kun je vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt.
  
•  Kun je iets schrijven over jezelf
• Weet je hoe je de ontkenning gebruikt.

Planning lesuur

Bilan maken (20 minuten)

Oefeningen uit de methode via Lesson Up maken (30 minuten)

Korte pauze (5 minuten)

Uitleg over de ontkenning en oefeningen in Lesson Up (20 minuten)

Schrijfopdracht (19a,19b en 19c WB blz.24 en 25) (15 minuten)

tête

malade

aspirine

pharmacie

fièvre

ventre

's ochtends

's avonds

's middags

blij

boos

verdrietig

vrolijk

niet lekker

goed

Welke zinnen horen bij dit fragment (v) en welke niet (x)?

Julie regarde une série

Julie a un problème

Le père de Julie téléphone

Julie a rendez-vous à l'hôpital

À la fin, Julie est moins malade.

Le père de Julie va à la pharmacie

Waarom kan Julie geen serie kijken?

1. Haar abonnement is verlopen
2. Haar computer doet het niet
3. Ze heeft geen internetverbinding

Wat heeft de vader van Julie gedaan voordat hij naar zijn werk ging?

1. Hij heeft de laptop van Julie laten vallen
2. Hij heeft de laptop van Julie meegenomen
3. Hij heeft het internet afgesloten

Met wie heeft de vader van Julie een afspraak gemaakt?

1. de docent wiskunde
2. de monteur
3. de huisarts

Wat besluit Julie te gaan doen? Ze besluit om…

1. een serie te gaan kijken
2. met vrienden af te spreken
3. naar school te gaan

Wie krijgt uiteindelijk zijn/haar zin?

1. De vader van Julie
2. niemand
3. Julie

page 17

Wat is waar over het telefoongebruik op Franse scholen?

1. Je mag je telefoon alleen gebruiken op het schoolplein
2. Je mag je telefoon alleen gebruiken tijdens de pauze
3. Je mag je telefoon helemaal niet gebruiken op school

Wat staat er in de tekst over de “text neck”?

1. Het brengt de veiligheid van kinderen in gevaar
2. Het is schadelijk voor de groei van het lichaam
3. Veel Franse kinderen hebben hier last van

Wat is waar over Élio?

1. Hij heeft begrip voor het nieuwe schoolbeleid
2. Hij kan niet zonder zijn mobieltje
3. Hij ziet ook voordelen van de nieuwe regels

Wat is waar over Mathilde?

1. Ze raakt gestresst zonder haar telefoon
2. Ze kan prima zonder haar telefoon
3. Ze ziet veel voordelen van het nieuwe schoolbeleid

J'ai mal à                                      

Voorbeelden:

J'ai mal à la tête

Tu as mal à l'oreille

Elle a mal au pied

Nous avons mal aux genoux

Ils ont mal aux fesses

avoir mal à

J'ai mal à la .... v

J'ai mal au ... m

J'ai mal à l' ... klinker/h

J'ai mal aux ...... mv

Vertaal:
Ik heb rugpijn

Vertaal:
Ik heb keelpijn

Le corps

La tête

La main

Le bras

La jambe

le pied

Le visage

Le ventre

j'ai fait de la boxe

j'ai été à un concert

j'ai eu trois heures de maths

Opdracht

Schrijf in het Frans in hele zinnen over:

1.     wat er gebeurd is, waar de persoon pijn heeft
2.   wanneer ze een afspraak heeft bij de huisarts.
3.  wat ze niet kan doen.

Gebruik hiervoor de phrases clés op blz.42

Zet je antwoord in een word-document of in je schrift en typ het daarna in Lesson Up (volgende slide)

Lever hier je antwoord in:

Een mogelijk antwoord is:

Elle est malade

Elle a mal à la tête et au ventre.

Elle a 40 de fièvre.

 Elle ne peut rien manger et elle ne peut pas dormir.

Elle a rendez-vous lundi à 14 heures.

Pauze

De ontkenning

OPLICHTER

O=onderwerp

P= persoonsvorm/alle werkwoorden in de zin

L= lijdend voorwerp

R= rest

Dit betekent dat de persoonsvorm (het eerste werkwoord in de zin) altijd na het onderwerp komt in een franse zin

Wat is dan de persoonsvorm in deze zin?
Mon père aime le fromage.

1. père
2. fromage
3. mon
4. aime

Wat is dan de persoonsvorm in deze zin?
Demain, il va acheter son fromage au supermarché

1. demain
2. il
3. va
4. acheter

De ontkenning

Mooi, nu weet je de persoonsvorm te vinden.

Ne.... pas --> niet/geen

Om een ontkenning te maken zet je 'ne' voor de persoonsvorm en 'pas' erachter.

Dus: je suis  (pv) malade = ik ben ziek

Ontkennend: je ne suis pas malade = ik ben niet ziek

Maak de zin ontkennend, begin met een hoofdletter en eindig met een punt
De zin: Mon père aime le fromage.

Maak de zin ontkennend, begin met een hoofdletter en eindig met een punt
De zin: Mais c’est cher.

Maak de zin ontkennend met nooit, begin met een hoofdletter en eindig met een punt
De zin: Nous allons à la plage

Maak de zin ontkennend met niet meer, begin met een hoofdletter en eindig met een punt
De zin: Ils vont manger au restaurant le weekend

Schrijfopdracht deel 1

OPDRACHT 19A (BLZ.24 IN WB.B), SCHRIJF DE ZINNEN IN JE WB OP:

• Schrijf zeven zinnen over jezelf in het Frans (over familie, huis, vakantie, school, kleding, sport)

• Gebruik de ontkenning minimaal drie keer.

• Vier zinnen moeten waar zijn en drie zinnen moeten niet waar zijn.

LET OP:  tijdens de schrijftoets moet je dit ook kunnen, zonder hulp van een vertaalprogramma. Zorg er dus voor dat je het zelf schrijft

Schrijfopdracht deel 2

OPDRACHT 19B EN 19C (BLZ 25)

• Lees de zeven zinnen van jouw buur.
• Noteer achter iedere zin of die vrai of faux is
• Als de zin faux is, verbeter hem dan
• Vul het feedbackformulier op blz. in voor jouw buur.

Au travail

Fais exercice 19a, 19b et 19c dans le livre B.

Devoirs

Apprendre: Vocabulaire A + B, Phrases clés C et Grammaire D (blz.40,42,43 WB.B)

5 mots du cours

Comment tu as trouvé le cours?

😒🙁😐🙂😃