Leesvaardigheid 2 - V4 - texto cortos 2015 tijdvak 1 vmbo-t

• Spaans
• WO
• Studiejaar 4

Hoy en clase

La clase anterior

Repasar vocabulario

Preguntas personales sobre textos

Un vídeo corto

Hacer texto

La evaluación

La preparación para la siguiente clase

Un corto

1 - ¿Qué vídeo vimos en la clase de la semana pasada?
2 - ¿Qué texto leímos?
3 - ¿Era fácil o difícil? Explica porqué.

Repasar vocabulario

1. Ik gebruik altijd een woordenboek bij een tekst.
2. Ik begrijp goed waar de teksten over gaan.
3. Ik volg de strategie van teksten bij Spaans.
4. Ik weet wat ik kan doen om mijn leesvaardigheid te verbeteren.

eens of oneens

¿Verdad o mentira?

1. La tortuga era de Israel.

2. La tortuga vive en África.

3. La tortuga tiene 10 años

4. El reptil tiene 25 kilos.

5. La tortuga puede moverse con ruedas.

1. La tortuga era de Israel.
2. La tortuga vive en África.
3. La tortuga tiene 10 años
4. El reptil tiene 25 kilos.
5. La tortuga puede moverse con ruedas.

verdad (v) o mentira (m)

Hacer textos

Maak tekst 6 volgens de basisstrategie

Schrijf de antwoorden in een chat aan ZWT als je klaar bent. Stuur haar ook de antwoorden op de volgende vragen.

1. Gebruik je een woordenboek? Waarom wel? Waarom niet?

2. Wat vind je moeilijk? Hoe kan dat anders?

Maximaal 10 minuten

In je reader de antwoorden markeren in je tekst.

1. Hoe vind je dat je hebt gewerkt in de les? Leg uit.

Los deberes para mañana

aprender vocabulario pag. 9-19 esp-hol y hol-esp

aprender perfecto, imperfecto, indefinido 

Hacer ejercicio 6 pag. 5 del reader (indefinido)