Duitse Woordenschat: Persoonlijke Informatie

Duitse Woordenschat: Persoonlijke Informatie
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Duitse Woordenschat: Persoonlijke Informatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de Duitse vertalingen schrijven voor basis persoonlijke informatie woorden.
Aan het einde van de les kun je enkele basiswerkwoorden in het Duits gebruiken gerelateerd aan persoonlijke informatie.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over persoonlijke informatie in het Duits?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Introductie
Deze les richt zich op het leren van de Duitse vertalingen voor woorden die met persoonlijke informatie te maken hebben, zoals 'de naam' en 'het adres', en het toepassen van werkwoorden zoals 'heten' en 'wonen'.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaling van basis woorden
  • de naam: der Name
  • de straat: die Straße
  • het adres: die Adresse
  • het e-mailadres: die E-Mail-Adresse
  • het telefoonnummer: die Telefonnummer
  • Duitsland: Deutschland
  • Oostenrijk: Österreich
  • Zwitserland: die Schweiz

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassen van Duitse werkwoorden
  • heten: heißen
  • komen: kommen
  • wonen: wohnen
  • zijn: sein
  • oud: alt
  • uit: aus
  • hoe: wie
  • waar: wo

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Deze les heeft zich gericht op het leren van Duitse vertalingen voor basis persoonlijke informatie woorden en het toepassen van werkwoorden in het Duits gerelateerd aan persoonlijke informatie.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenlijst
de naam: der Name
de straat: die Straße
het adres: die Adresse
het e-mailadres: die E-Mail-Adresse
het telefoonnummer: die Telefonnummer
Duitsland: Deutschland
Oostenrijk: Österreich
Zwitserland: die Schweiz
heten: heißen
komen: kommen
wonen: wohnen
zijn: sein
oud: alt
uit: aus
hoe: wie
waar: wo

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.