V3 - en - Reflexive and reciprocal pronouns - Conditionals

Grammar
Reflective and reciprocal pronouns, 
conditionals
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammar
Reflective and reciprocal pronouns, 
conditionals

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals
- I can use reflective and reciprocal pronouns correctly.
- I can use conditionals correctly.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding
A
bezit aan te geven van
B
aan te geven hoe iets gebeurd met
C
terug te verwijzen naar
D
aan te geven dat iets in de toekomst gebeurd met

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She is looking at herself.
He is talking to himself.
They are enjoying themselves.
Reflexive Pronouns.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What is the reflexive pronoun of
'she'?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

What is the reflexive pronoun of
'we'?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the correct reflexive pronoun.
Guys, please look at ...!

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence with the correct reflexive pronoun.
They really enjoyed ______ at the museum.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the correct reflexive pronoun:
You bought ________ a new computer
A
myelf
B
himself
C
yourself

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which of the following options are reflexive pronouns'?
A
myself, herself, themselves
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reciprocal pronouns  (wederkerig vnw) 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reciprocal pronouns
Reciprocal pronouns worden gebruikt om een wederzijdse relatie uit te drukken. Je vertaalt het met "elkaar".

Het verwijst naar het onderwerp van de zin.
They are talking to each other.
We will always love one another.
Sarah and Marvin always help each other.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which of the following words are 'reciprocal pronouns'?
A
like, as
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conditionals 
Een if-sentence bestaat uit een hoofdzin- en een bijzin. In de bijzin staat de voorwaarde beschreven en in de hoofdzin staat het gevolg beschreven. De volgorde maakt niet uit: je kunt de bijzin (de voorwaarde) vooraan zetten, maar ook de hoofdzin (het gevolg).

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conditionals
  • 0 conditional
  • 1st conditional
  • 2nd conditional
  • 3rd conditional

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zero Conditional

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

First conditional






Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Second Conditional

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Third conditional

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zero conditional 
First conditional 
Second conditional 
Third conditional 
Het is onwaarschijnlijk dat er aan de voorwaarde voldaan wordt.
Het is waarschijnlijk dat er aan de voorwaarde voldaan wordt.
Het is een feit.
Er kan niet meer aan de voorwaarde voldaan worden.

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zero conditional:

First conditional:

Second conditional:

Third condititional: 
If/when + present simple
If + present simple 
If + past simple 
present simple
will + hele ww
could/would + hele ww
If + present perfect 
  could/would + present perfect 

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is the zero conditional sentence?
A
If Greg practised more, he would be a great pianist.
B
If Sarah drives to Amsterdam, she will have to pay for parking.
C
If you sleep well, you have more energy.
D
She would worry if I told her the truth.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What is the correct first conditional sentence?
A
If it snow, we build a snowman.
B
If it snows, we will build a snowman.
C
If it snows, we build a snowman.
D
If it snow, we will build a snowman.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is the second conditional?
A
When I finish work, I'll call you.
B
If we had a garden, we could have a cat.
C
If I drink too much coffee, I can't sleep at night.
D
If I were you, I wouldn't mention it.

Slide 27 - Quizvraag

past simple + would + infinitive
Which sentence represents the third conditional?
A
If it rains, I will stay at home.
B
If I had studied harder, I would have passed the exam.
C
If I won the lottery, I would buy a house.
D
If I see John, I will give him the message.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conditionals (if- clause statement)
Drag the example to the appropriate conditional. 
zero conditional 
first
conditional 
second
conditional 
third
conditional 

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

work in your book (B)
 Par E - Writing & Grammar: Ex. 27, 28, 29 and 31 (p. 74-77).

- Par I - Writing & Grammar: Ex. 51, 52, 53 and 55 (p. 90-93).

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies