afronden 5.1 + 5.2 + UL 5.3 + 5.4 &demo botten (3mavo)

planning = 


  1. afronden 5.1 + 5.2
  2. demopracticum botten
  3. leerdoelen 5.3 + 5.4
  4. uitleg 5.3 + 5.4
  5. (huis)werk opgeven
  6. aan de slag met (huis)werk
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

planning = 


  1. afronden 5.1 + 5.2
  2. demopracticum botten
  3. leerdoelen 5.3 + 5.4
  4. uitleg 5.3 + 5.4
  5. (huis)werk opgeven
  6. aan de slag met (huis)werk

Slide 1 - Tekstslide

Log met je CHROMEBOOK
 in op LessonUp

Log in via de code!

Slide 2 - Tekstslide

In de afbeelding hiernaast staat het skelet van de mens weergegeven. Een aantal botten staat aangegeven met cijfers.
Sleep de namen van de botten (linkerkant) naar het juiste cijfer.
10
1
2
3
4
borstbeen
lendenwervel
schouderblad
knieschijf
borstwervel
scheenbeen
heiligbeen
staartbeen
dijbeen
heupbeen

Slide 3 - Sleepvraag

Noem minstens 1 functie van het skelet?

Slide 4 - Woordweb

Je schoudergordel bestaat uit:
A
sleutelbeen en schouderblad
B
sleutelbeen, schouderblad, borstbeen, opperarmbeen
C
2 sleutelbeenderen, 2 schouderbladen, 1 borstbeen, 2 opperarmbenen
D
2 sleutelbeenderen, 2 schouderbladen

Slide 5 - Quizvraag

Pijpbeenderen zijn botten vooraf van in je...
A
Hoofd
B
Ledematen
C
Schouder
D
Heup

Slide 6 - Quizvraag

Pijpbeenderen zijn......?
A
Opperarmbeen en dijbeen
B
Ellepijp en heupbeen
C
Schouderblad en heup
D
Knie en elleboog

Slide 7 - Quizvraag

Met welk nummer is de plaats aangegeven waar zich geel beenmerg bevindt?
A
plaats 1
B
plaats 2
C
plaats 3

Slide 8 - Quizvraag

Waar welk beenmerg?
Rood beenmerg:
- in de koppen van pijpbeenderen.
- in platte beenderen.

Geel beenmerg:
- tussen de koppen van pijpbeenderen. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat maakt het rode beenmerg aan?

Slide 10 - Open vraag

Wat was de functie van geel beenmerg?
A
ontstaan witte bloedcellen
B
zit kalkzout opgeslagen
C
zit vet opgeslagen
D
ontstaan rode bloedcellen

Slide 11 - Quizvraag

Zien we hier kraakbeenweefsel of beenweefsel?

Slide 12 - Open vraag

In de botten van ouder wordende mensen zit.....
A
steeds meer lijmstof
B
steeds meer kalk
C
steeds minder lijmstof
D
steeds minder kalk

Slide 13 - Quizvraag

Lijmstof en kalkzouten zitten in ….
A
Botcellen
B
Kraakbeencellen
C
Tussencelstof
D
Spieren

Slide 14 - Quizvraag

Welk soort weefsel is dit?

Slide 15 - Open vraag

chromebook voor nu sluiten

Slide 16 - Tekstslide

demo-practicum

  • Doe je een bot in zoutzuur dan gaan de kalkzouten uit het bot. 
  • Het bot word dan buigzaam.
  • Doe je een bot boven het vuur.
  • Dan verbrand het lijmstof en breekt het bot snel.

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen 

5.3
  • Ik kan 4 beenverbindingen onderscheiden.
  • Ik kan delen van een gewricht noemen met hun functies.
  • Ik kan de bouw en werking van 3 typen gewrichten onderscheiden.
5.4
  • Ik kan de bouw en werking van spieren beschrijven.

Slide 18 - Tekstslide

5.3: beenverbindingen

Slide 19 - Tekstslide

  • Vergroeid (heiligbeen);
  •  Enkele wervels aan elkaar vergroeid.
  • deze wervels kunnen niet meer bewegen.
  • Het staartbeen bestaat ook uit vergroeide                           wervels. 

Beenverbindingen

Slide 20 - Tekstslide

  • Door een naad (schedelbeenderen);
  •  De beenderen van het schedel zijn door                                       een naad met elkaar verbonden. 
  • Er is geen beweging mogelijk. 
Beenverbindingen

Slide 21 - Tekstslide

  • Door kraakbeen (tussen ribben en borstbeen):
  • Hierdoor is er een beetje beweging mogelijk                                      tussen de botten.                                                                                       Dit is nodig als je ademhaalt. 
Beenverbindingen

Slide 22 - Tekstslide



  • Door gewrichten:
  • Je ribben en de wervels door gewrichten met elkaar verbonden.
  • er is veel beweging mogelijk tussen de botten.
  • gewrichten heb je op nog veel meer plekken in je lichaam. 
Beenverbindingen

Slide 23 - Tekstslide

Gewricht:
Gewricht:
  • Elk gewricht bestaat uit 6 onderdelen.
  1. Gewrichtskogel
  2. Gewrichtskom
  3. Gewrichtskapsel 
  4. Gewrichtssmeer
  5. Kraakbeenlaagjes
  6. Kapselband 
Het ene bot heeft een gewrichtskogel en het andere een gewrichtskom. 
De gewrichtskogel kan bewegen in de gewrichtskom. 
De botten van een gewricht zitten met het gewrichtskapsel aan elkaar vast.
Dit houdt de botten op hun plaats. 
De binnenkant van het gewrichtskapsel geeft gewrichtssmeer af. 
Deze stroperige vloeistof werkt als een soort smeervet.
Hierdoor kunnen de botten soepel bewegen. 
Beide botten zijn bedekt met een kraakbeenlaagje. 
Daardoor kunnen de botten soepel bewegen en is er minder slijtage. 
Romdom veel gewrichten zitten stevige kapselbanden.
Deze lopen op verschillende manieren kruislings over het gewrichtskapsel.
Ze zorgen voor extra stevigheid (bijvoorbeeld bij de knieën). 
De botten blijven zo nog beter op hun plaats zitten. 

Slide 24 - Tekstslide

Kogelgewricht


Rolgewricht


Scharniergewricht
Typen gewrichten

Slide 25 - Tekstslide

5.4 Bouw en werking spier

Slide 26 - Tekstslide

 Bouw spier


  • Een spier bestaat uit een aantal spierbundels.
  • Deze bundels bestaan weer uit spiervezels.
  • Elke spiervezel in ontstaan door samensmelting van heel veel spiercellen.
  • Een spiervezel bevat dan ook veel celkernen. 
  • Elke spierbundel is omgeven door bindweefsel.
  • Ook om de hele spier ligt een laag bindweefsel; de spierschede.
  • Aan alle uiteinden van een spier gaat het bindweefsel over in de pezen.
  • De spieren zitten met deze pezen vast aan de botten. 
  • Spieren krijgen een seintje van zenuwcellen, hierdoor trekken de spiervezels samen. 

Slide 27 - Tekstslide

Werking spieren /
bewegingen
De spier wordt bij samentrekken korter en dikker.

Hierdoor trekken de pezen aan de botten waar hij aan vastzit, naar elkaar toe.

Dit kost energie. Er vindt dan verbranding plaats.

Slide 28 - Tekstslide

antagonisten
Antagonistisch paar, maar wat doet dit paar samen?

Slide 29 - Tekstslide

Antagonisten/
antagonistische paar.
Spieren waarvan het samentrekken en tegengesteld effect heeft. 
  • Wat is de antagonist van je biceps (armbuigspier)? 
  • Dat is de armstrekspier (triceps).
  • Wat is de antagonist van je kuitspier?
  • Dat is de voorste scheenbeenspier.

Slide 30 - Tekstslide

Start nu ONLINE met maken van deze opdrachten:



van basisstof 5.3 - opdracht 1 t/m 3 + 5 t/m 7
van basisstof 5.4 - opdracht 1 t/m 3 + 5 + 6

Wat je in de les niet af krijgt, wordt automatisch huiswerk!


Slide 31 - Tekstslide