Herhaling (3), 9-10-2019, 10.00-11.30

Planning voor de les:
5 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor
40 minuten: gezamenlijke opdrachten 
5-10 minuten: PAUZE
35 minuten: aan het werk!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Planning voor de les:
5 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor
40 minuten: gezamenlijke opdrachten 
5-10 minuten: PAUZE
35 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Tekstslide

Een buyersmarkt houdt in:
A
De producent bepaalt
B
De leverancier bepaalt
C
De klant bepaalt
D
De detaillist bepaalt

Slide 2 - Quizvraag

Het verschil tussen marketing en sales is:
A
Sales is veel moeilijker
B
Marketing gaat uit van een behoefte en sales niet
C
Sales gaat uit van een behoefte en marketing niet
D
Marketing vindt na de sales plaats

Slide 3 - Quizvraag

Van een marktbenaderingsconcept is het volgende gegeven:
Door de bijzonder goedkope productie ontstaat er vanzelf vraag naar het product.

Het gaat hier om het volgende marktbenaderingsconcept:
A
Productieconcept
B
Productconcept
C
Verkoopconcept
D
Marketingconcept

Slide 4 - Quizvraag

Van een marktbenaderingsconcept is het volgende gegeven:
De focus ligt op de communicatie en het vinden van verkoopkanalen

Het gaat hier om het volgende marktbenaderingsconcept:
A
Productieconcept
B
Productconcept
C
Verkoopconcept
D
Marketingconcept

Slide 5 - Quizvraag

Van een marktbenaderingsconcept is het volgende gegeven:
Marktonderzoek is een belangrijk onderdeel van dit concept.

Het gaat hier om het volgende marktbenaderingsconcept:
A
Productieconcept
B
Productconcept
C
Verkoopconcept
D
Marketingconcept

Slide 6 - Quizvraag

Marketing is een eeuwigdurend proces.
Hiermee wordt bedoeld dat:
A
je als markeer nooit klaar bent met je werk
B
marketing al eeuwen bestaat
C
Marketing de klanten volgt in hun ontwikkeling
D
Marketing inspeelt op wensen en behoeften

Slide 7 - Quizvraag

Wat wordt binnen de marketing bedoeld met de extra waarde die je moet toevoegen?
A
Customer service aanbieden
B
Producten en diensten aanbieden
C
De prijzen verhogen
D
Jezelf onderscheiden

Slide 8 - Quizvraag

Wat wordt binnen de marketing bedoeld met klantgericht handelen?
A
De klant laten bepalen wat je moet doen
B
Klantvriendelijk handelen
C
Op wensen en behoeften ingaan
D
De klant centraal stellen in je denken en handelen

Slide 9 - Quizvraag

Wat wordt binnen de marketing bedoeld met het geïntegreerd marketingconcept?
A
Je gebruikt logistiek en verkoop om de klant te bedienen
B
Je gebruikt een fysiek bedrijf en een webshop om de klant te bedienen
C
Je bedient zowel de B2C als de B2B markt.
D
Alle afdelingen moeten samenwerken en klantgericht handelen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het marketingconcept en het maatschappelijk marketingconcept?
A
Het maatschappelijk marketingconcept richt zich op de maatschappij en niet op bedrijven.
B
Het maatschappelijk marketingconcept houdt rekening met people, planet en profit.
C
Het maatschappelijk marketingconcept houdt rekening met wensen van huishoudens
D
Het marketingconcept houdt rekening met het milieu

Slide 11 - Quizvraag

Een goed voorbeeld van een secundaire behoefte is:
A
Het maken van vrienden
B
Het kopen van een paraplu
C
Het uitrusten na een dag werken
D
Het maken van een lekker gerecht

Slide 12 - Quizvraag

Door een generieke behoefte bij een klant te ontdekken ben je in staat om een passend product of een dienst aan te bieden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Met needs bevredig je zogenaamde wants.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Latente behoeften zijn
A
Emotioneel
B
Secundair
C
Primair
D
Rationeel

Slide 15 - Quizvraag

Het kopen van een tweede tas is een voorbeeld van:
A
initiële vraag
B
vervangingsvraag
C
potentiële vraag

Slide 16 - Quizvraag

Het kopen van een tweede tas is een voorbeeld van:
A
initiële vraag
B
vervangingsvraag
C
potentiële vraag
D
additionele vraag

Slide 17 - Quizvraag

Dit is de werkelijke vraag naar een product
A
secundaire vraag
B
effectieve vraag
C
potentiële vraag
D
additionele vraag

Slide 18 - Quizvraag

Dit is de eerste aankoop van een product door een afnemer
A
vervangingsvraag
B
initiële vraag
C
potentiële vraag
D
primaire vraag

Slide 19 - Quizvraag

Voor welke fase uit de productlevenscyclus geldt de volgende beschrijving?
De afzet, omzet en winst groeien niet meer. Er is zelfs een lichte daling van de afzet zichtbaar.
A
De groeifase
B
De neergangsfase
C
De verzadigingsfase
D
De volwassenheid fase

Slide 20 - Quizvraag

Voor welke fase uit de productlevenscyclus geldt de volgende beschrijving?
Kenmerkend voor deze fase is, dat er concurrentie op de markt verschijnt.
A
De groeifase
B
De verzadigingsfase
C
De neergangsfase
D
De volwassenheid fase

Slide 21 - Quizvraag

Het adoptieproces van producten kent een aantal kopersgroepen.
Een andere naam voor early majority is:
A
vernieuwers
B
voorlopers
C
pioniers
D
innovators

Slide 22 - Quizvraag

Het adoptieproces van producten kent een aantal kopersgroepen die een procentueel aandeel hebben in de acceptatie van het product. Het percentage acceptatie voor de laggards bedraagt:
A
13,5%
B
16%
C
34%
D
2,5%

Slide 23 - Quizvraag

Het adoptieproces van producten kent een aantal kopersgroepen een rol.
Voor welke kopersgroep geld de volgende uitspraak: Ze zijn altijd op zoek naar het nieuwste van het nieuwste. De prijs speelt geen rol.
A
innovators
B
early adopters
C
early majority
D
laggards

Slide 24 - Quizvraag

Bij deze vorm van marketing richt de detaillist zich op de klant.
A
trade marketing
B
handelsmarketing
C
B2C marketing
D
retailmarketing

Slide 25 - Quizvraag

Bij deze vorm van marketing is de binding met het merk belangrijk.
A
trade marketing
B
experience marketing
C
B2C marketing
D
eventmarketing

Slide 26 - Quizvraag

Deze vorm van marketing is gericht op de tussenhandel.
A
trade marketing
B
experience marketing
C
exportmarketing
D
interactieve marketing

Slide 27 - Quizvraag

5-10 minuten PAUZE
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Opdrachten maken of leren voor de toets
Hoe? Aan de hand van het stoplicht.
Hulp? Het stoplicht, de docent, je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot het einde van de les.
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Dan gaan klassikaal de lesdoelen testen.

Slide 29 - Tekstslide