H8 paragraaf 3

Weten we het nog?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Weten we het nog?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 8.1

Je kunt uitleggen hoe welvaart meestal wordt berekend.

Je kunt vier redenen noemen waarom de welvaart in een land in werkelijkheid anders kan zijn.

Je kunt met behulp van een Lorenzcurve de inkomensverdeling van landen vergelijken.

Je kunt uitleggen dat het armoedeprobleem een vicieuze cirkel is.
Leerdoelen 

Je kunt kenmerken van een ontwikkelingsland noemen.

Je weet wat de gevolgen van een monocultuur zijn voor ontwikkelingslanden.

Je kunt oorzaken noemen van de economische achterstand van ontwikkelingslanden.

Je kunt uitleggen wanneer de ruilvoet verbetert of verslechtert.

Slide 2 - Tekstslide

Een monocultuur is:
A
Gunstig, omdat landen die een monocultuur hebben weinig hoeven te importeren uit andere landen.
B
Gunstig, omdat landen met een monocultuur geen last hebben van de prijsschommelingen op de wereldmarkt.
C
Ongunstig, omdat landen met een monocultuur weinig tot geen inkomsten meer hebben als de oogst mislukt.
D
Ongunstig, omdat landen met een monocultuur veel goederen exporteren waardoor er weinig overblijft voor de eigen bevolking.

Slide 3 - Quizvraag

Noteer twee kenmerken van ontwikkelingslanden.

Slide 4 - Open vraag

Is de ruilvoet voor land A verbeterd
of verslechterd? Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Noodhulp
Structurele hulp
hulp bij natuurrampen of oorlogen door het leveren van bijvoorbeeld:

*voedsel
*medicijnen
*dekens
*tenten.

is gericht op het economisch zelfstandig worden van een ontwikkelingsland. 
gebonden
ongebonden
aan de hulp zijn voorwaarden verbonden. 

het ontvangende land mag zelf bepalen waaraan het het geld besteedt.

Slide 11 - Tekstslide

Maak de zinnen kloppend door de juiste woorden te kiezen. Doe het zo: Noteer de nummers (1), (2), (3) en (4) op je antwoordblad. Vul bij de nummers de juiste woorden in.

Kies uit: lange, korte, voedsel sturen, scholen bouwen.

Noodhulp is hulp op                termijn. Een voorbeeld hiervan is 


Structurele hulp is hulp op                termijn. Een voorbeeld hiervan is
...1...
...2...
...3...
...4...
lange
korte
voedsel sturen
scholen bouwen

Slide 12 - Sleepvraag

Toen Mulinwa naar Kampala verhuisde, dacht hij dat hij in een grote stad
snel werk zou vinden, maar dat viel tegen. Hij kwam in een krottenwijk
terecht en daar was grote armoede. Soms was er gelukkig wel hulp van
buitenaf. Dan kwam er een vrachtwagen met voedsel voor de mensen in
de krottenwijken.
Wat voor soort hulp is het geven van voedsel?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
C
Gebonden hulp

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Ontwikkelingsland A heeft te maken met enorme schulden. De Wereldhandelsorganisatie wil het land helpen. Eén van de voorstellen van de WTO is om geld tegen een lage rente te lenen aan ontwikkelingsland A, om op die manier schulden met een hoge rente af te kunnen lossen.
Leg uit of dit voorstel een positief of een negatief effect heeft op de internationale schulden van ontwikkelingsland A.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Brazilië is sterk afhankelijk van de export van koffiebonen en is gebaat bij
een stabiele prijs op een redelijk niveau. Stabiele prijzen ontstaan als er
buffervoorraden worden aangelegd.
Wat zal Brazilië doen met de buffervoorraden als het de prijs van
koffiebonen wil laten stijgen?
A
De buffervoorraad wordt vergroot; de vraag naar koffie neemt af.
B
De buffervoorraad wordt vergroot; het aanbod van koffie neemt af.
C
De buffervoorraad wordt verkleind; het aanbod van koffie neemt af.
D
De buffervoorraad wordt verkleind; de vraag naar koffie neemt af.

Slide 17 - Quizvraag

Wat moet er met de buffervoorraden gebeuren als de prijs van
koffie gaat zakken onder een redelijk niveau?

A
De buffervoorraad moet vergroot worden, zodat het aanbod van koffie toeneemt.
B
De buffervoorraad moet vergroot worden, zodat het aanbod van koffie afneemt.
C
De buffervoorraad moet verkleind worden, zodat het aanbod van koffie toeneemt.
D
De buffervoorraad moet verkleind worden, zodat het aanbod van koffie afneemt.

Slide 18 - Quizvraag