LC 6.4 druk

Bewegings Energie H6.4
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bewegings Energie H6.4
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!

Slide 1 - Tekstslide

Kracht A is 250N en Kracht B is 400N.
Wat is de resultante kracht als de krachten in tegengestelde richting werken?
A
150 N
B
650 N
C
-150 N
D
-650 N

Slide 2 - Quizvraag

Jules rijdt met constante snelheid over de dijk, tegen de wind in naar school. De voortstuwende kracht F(vs) op zijn fiets is constant gelijk aan 30 N.
Bereken de wrijvingskracht

Slide 3 - Tekstslide

De wrijvingskracht is...

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

1 Ik weet wat druk is, en welke grootheden en eenheden daarbij horen.
2 Ik kan rekenen met p, F en A, in Newton en cm2. 
3 Je kunt uitleggen wat de uitwerking van druk is.
Natuurlijk zijn de leerdoelen ook te vinden in de leerlijst!

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je vertellen in hoeverre je de leerdoelen beheerst.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video


Met welke som bereken je de oppervlakte van deze cirkel?

A
π15
B
π152
C
π7,5
D
π7,52

Slide 9 - Quizvraag

Bereken de oppervlakte
Rond af op 2 decimalen
Oppervlaktecirkel=πstraal2

Slide 10 - Tekstslide


De middencirkel bij een voetbalveld heeft een straal van 9,15 m. Laat met een berekening (incl. 5 stappenplan) zien hoe groot de oppervlakte van de cirkel is. Klaar? Hoeveel kost het graszaad voor die oppervlakte?

Slide 11 - Open vraag

DRUK
Druk is de kracht die een voorwerp op een bepaald oppervlak uitoefent. 

Slide 12 - Tekstslide

Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. De kracht wordt uitgedrukt in Newton.


Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Druk berekenen:
druk = kracht : oppervlakte



Grootheid
Symbool
Eenheid
Afk.eenheid
Druk
p
Newton per vierkante centimeter
N/cm2
druk = p in N/cm2
kracht = F in N
Oppervlakte = A in cm2  
Hoe groter de druk, hoe groter de gevolgen

Slide 15 - Tekstslide

DRUK
Wanneer je met een hamer op een stuk hout slaat, zul je hooguit een deuk maken. Wanneer je even hard op een spijker slaat die op dezelfde plank rust, zal de spijker in het hout verdwijnen. Waarom verdwijnt de spijker
 wel in het hout en de hamer niet?

Slide 16 - Tekstslide

Dit verschil in uitwerking komt doordat bij de spijker alle kracht op één klein puntje samenkomt, terwijl de kracht van de hamer over een groter oppervlak verdeeld wordt. De verdeling van kracht over een oppervlak heet druk. Met de grootheid druk kun je heel veel verklaren, bijvoorbeeld:

- Waarom een spijker in hout geslagen kan worden.
- Waarom je de punt van een parasol in zand kunt steken.
- Waarom een mes snijdt en je hand niet.
- Waarom je met hoge hakken niet op het strand kunt lopen.

Slide 17 - Tekstslide

Druk
A
B
Spijker A heeft een scherpe punt, dus een klein oppervlak. Hierdoor oefent hij een grote druk uit op de plank.
Druk = Verdeling van de kracht over het oppervlakte.
Weet je nog hoe je oppervlakte berekent?

Slide 18 - Tekstslide


Bij welke spijker kun je de minste kracht  leveren om hem in het hout te slaan.
A
B
A
Spijker A, door de punt heb je een klein oppervlakte waardoor de uitwerking van de kracht groter is.
B
Spijker A, door de kop heb je een groot oppervlak waardoor de uitwerking van de kracht kleiner is.
C
Spijker B, door de platte onderkant heb je een groot oppervlak en dus een grotere uitwerking van de kracht.
D
Spijker B, door de platte bovenkant heb je een groot oppervlak en dus een grotere uitwerking van de kracht.

Slide 19 - Quizvraag

Grootheid
Symbool
Eenheid
Afk.eenheid
Druk
F
vierkante centimeter
Sleep de onderstaande woorden naar de juiste plek in de tabel.
p
kracht
cm2
N/cm2
Newton
Oppervlakte
N
Newton per vierkante centimeter
A

Slide 20 - Sleepvraag


Hiernaast zie je een punaise. Je duwt er op met een kracht van 25 N. Het oppervlakte is 0,021 cm2. Om de druk te berekenen gebruik je de formule p = F / A. Laat met het stappenplan zien hoe groot de druk in de punt is is. 

Slide 21 - Open vraag


Voorbeeldvraag 6:
Luuk en Theo hebben beiden een massa van 80 kilogram, hierdoor hebben ze een gelijke zwaartekracht. Luuk heeft schoenen met een zooloppervlak van 120 cm2 en Theo heeft schoenen met een zooloppervlak van 140 cm2. Op een koude winteravond lopen Theo en Luuk samen door de sneeuw naar huis. Eén van de twee heeft er meer moeite mee om door de sneeuw te lopen, omdat hij verder wegzakt. Wie zou dat zijn?
C: Bereken de druk die Luuk uitoefent op zijn ondergrond.

Slide 22 - Open vraag

Druk in de praktijk: 
de naaldhakken van Angelina Jolie en een olifantenpoot

Slide 23 - Tekstslide

Angelina Jolie
 Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van een hak is 0,0005 m².


 Hoe groot is de zwaartekracht die Angelina uitoefent: ?
Hoeveel oppervlakte hebben beide naaldhakken: ?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 24 - Tekstslide

Olifant
 Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van een poot is 0,025 m².

 Hoe groot is de zwaartekracht die de olifant uitoefent: ?
Hoeveel oppervlakte hebben 4 poten samen: ?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Huiswerk
  • Mavo 48, 49, 53, 55, 56, E125, E128, E131

  • Havo 48, 50, 52, 53, 57, E125, E128, E133

  • Vwo 48, 54, 58, 59, 60, E125, E128, E139

Slide 27 - Tekstslide