Het christendom in de vroege middeleeuwen

Het christendom in de vroege middeleeuwen (500-1000)
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisSecundair onderwijs

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het christendom in de vroege middeleeuwen (500-1000)

Slide 1 - Tekstslide

Benodigdheden en
Afspraken
  • Werkbladeren (werkboek p 62-71)
  • Luister altijd eerst naar het audiofragment als het aanwezig is op de slide. 

Slide 2 - Tekstslide

Introductie

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 
Maak de twee oefeningen op de volgende slides aan de hand van het luisterfragment van de introductie. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een polytheïstische en een monotheïstische godsdienst, illustreer met een voorbeeld?

Slide 5 - Open vraag

Verbind de gebeurtenis met juiste jaartal. 

313

380

476

Godsdienstvrijheid 

Val West-Romeinse rijk

Staatsgodsdienst

Slide 6 - Sleepvraag

Probleemstelling van de les
Het Christendom had zich genesteld in het Romeinse rijk. Op welke manier werd het christendom de dominante godsdienst in het Frankische rijk? 

Slide 7 - Tekstslide

In deze les leer je:
De verspreiding van het christendom onder de Germaanse stammen.
De strategie van de kerk om de Germanen te bekeren.
De betekenis van heiligen en bidplaatsen in de vroege middeleeuwen.
De twee belangrijkste kloosterfamilies.
De relatie tussen de paus en het Byzantijnse rijk. 



Slide 8 - Tekstslide

1) Christianisering 
  • Christianiseren of kerstening = bekeren van de Germaanse volkeren tot het christendom.
  • Volgens de kerk was het christendom het enige 'ware geloof'.
  • Volkeren die het christendom niet volgden werden heidenen of ketters genoemd. 
  • Heidenen = mensen die uit onwetendheid de verkeerde goden aanbidden. Dat waren vaak de aanhangers van de oude Germaanse religies. 
  • Ketters = mensen die doelbewust het christendom afwijzen en een andere geloof aanhangen. 

Slide 9 - Tekstslide

Maak de oefeningen op de volgende slides na het beluisteren van de twee audiofragmenten. 


Christianisering

Slide 10 - Tekstslide

Welke Merovingische vorst liet zich dopen op kerstmis?

A
Karel De Grote
B
Pepijn De Korte
C
Clovis
D
Karel Martel

Slide 11 - Quizvraag

Geef twee strategieën die de kerk gebruikte om de Germaanse volkeren te bekeren

Slide 12 - Open vraag

Karel de Grote en zijn rol in het bekeringsproces van de kerk 
  • Het geloof speelde een belangrijke rol in het leven van Karel de Grote. 
  • Hij zette zich actief in om het christendom te verspreiden in zijn Frankische rijk en de nieuwe gebieden die hij veroverde. 
  • Karel de Grote is een voorbeeld van hoe kerk en koningen vanaf 600 gingen samenwerking om hun koninkrijken te besturen.


Bekijk het videofragment en maak terwijl de opdrachten. 

Slide 13 - Tekstslide

3

Slide 14 - Video

00:47
In wat geloofde Karel de Grote?

Slide 15 - Open vraag

01:36
Wie waren de ongelovigen in het videofragment? Welke strategieën van de kerk kon Karel de Grote gebruiken om de ongelovige te bekeren?

Slide 16 - Open vraag

01:41
Waren de Saksen heidenen of ketters? Leg uit.

Slide 17 - Open vraag

2) Het belang van heiligen 
Heiligen speelden een belangrijke rol in de verhalen van de missionarissen. 
Waaraan denken jullie bij het woord heilige? 

Slide 18 - Tekstslide

Vul drie woorden in waaraan jullie denken bij het woord heilige? Kennen jullie een heilige? Zo ja, schrijf die dan ook op.

Slide 19 - Open vraag

Heiligen 
  • De heiligen waren de vervangers van de vele goden van de Germaanse stammen. Er zijn 10.000 heiligenlevens geschreven in de middeleeuwen. 
  • Eerst ontstonden heilige spontaan in plaatselijke gemeenschappen. Daarna besliste de paus of iemand heilig werd verklaard of niet. 
  • Heiligen zijn mensen die in een bijzondere relatie met God staan. Het was meestal iemand die een wonder had verricht in zijn leven of uitzonderlijke dingen had doorstaan. 
  • Heiligen waren de beschermers van plaatselijke gemeenschappen. 

Slide 20 - Tekstslide

Herkennen van heiligen 
  • Op afbeeldingen kan je heiligen herkennen door het aureool 
  • Het aureool = stralenkrans = ring van licht rond het hoofd of het lichaam van de heilige (zie foto heilige Agatha van Sicilië op de slide en in werkboek p. 63)

Bron: 
Schilderij van Bergognone uit 1510

Slide 21 - Tekstslide

Heilige Franciscus 
Franciscus van Assisi:

Hij werd gezien als de armoedzaaier en iemand die met dieren praatte:
  • Hij was een armoedzaaier omdat hij afstand nam van zijn erfenis en zijn bezittingen. Hij ging verder als een bedelaar. Hij was de stichter van de Franciscanenorde. Dat was een bedelorde die hij oprichtte in 1217. 
  • Bedelorden zijn religieuze ordes die afhankelijk zijn van bedelen of liefdadigheid voor hun levensonderhoud. 
  • In de verhalen over Franciscus stond zijn liefde voor de natuur en de dieren centraal. Werelddierendag op 4 oktober is dan ook de gedenkdag van de heilige Franciscus. 


Slide 22 - Tekstslide

Salco of St-Albertuscollege
Jullie school was vroeger een klooster van de karmelieten orde:
  • De karmelieten waren een bedelorde. 
  • Zij gingen actief gelovigen opzoeken om hun zielzorg te beschermen. Ze gingen er voor zorgen dat mensen zich gedroegen als 'goede' christenen en zo in de hemel terecht kwamen.  

Slide 23 - Tekstslide

Het belang van heiligen in de middeleeuwen:
  • Het waren mensen waardoor ze herkenbaarder waren voor de bevolking. Voor de mens was God ontastbaar en ver weg waardoor moeilijker te begrijpen. 
  • Heiligen leefden eerst tussen de mensen en staan daardoor dichter bij de gewone man.  
  • Heiligen stonden tussen God en de mensen. Zij vormden de brug tussen 'de gewone mensen' en God. 

Slide 24 - Tekstslide

3) Netwerk van bidplaatsen
                  (https://www.visitbruges.be/nl/basiliek-van-het-heilig-bloed)

Relikwieën = overblijfsels van het lichaam van heiligen of een voorwerp dat met Christus of met een heilige verbonden was. 
Bijvoorbeeld 'Het heilige bloed', dat is 
een relikwie dat bewaard wordt in de stad
Brugge. Het zou het bloed van Jezus 
bevatten.  

Slide 25 - Tekstslide

Wie heeft het relikwie meegenomen naar de stad Brugge?
A
Karel de Grote
B
Kruisvaarders

Slide 26 - Quizvraag

Beluister het audiofragment en beantwoord de vraag op de volgende slide. 

Slide 27 - Tekstslide

Geef twee voorbeelden die de kerk gebruikten om zijn greep op het dagelijks leven van mensen te vergroten.

Slide 28 - Open vraag

4) Kloosters 
Twee belangrijkste kloosterfamilies in de vroege middeleeuwen:
  • Volgers van Benedictus van Nursia 
  • Volgers van Ierse Columbanus 

Slide 29 - Tekstslide

Volgers van Columbanus (ca. 540-615)
  •  Regel van Columbanus bestond uit 10 hoofdstukken
  • Gehoorzaamheid, stilte en armoede stonden centraal
  • Striktere orde waarbij de nadruk op vasten (= geheel of gedeeltelijk onthouden van drinken of eten voor bepaalde periode lag

Bron:
Glasraam in abdij van Bobbio. 
Die Abdij was eerst een klooster
gesticht door Columbanus
 in 614. 
Volgers van Benedictus (ca. 480-547)
  • Regel van Benedictus bestaat uit 73 hoofdstukken (uitgebreider als Columbanus)
  • In de zesde eeuw stelde Benedictus zijn regelgeving op. 
  • Drie beloften van armoede, gehoorzaamheid en kuisheid afleggen  
  • Leven in klooster gebaseerd op 'Ora en Labora'

Bron:
Schilderij in een Diocesan museum
in Sicilië. 

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht
  • Lees document 2 en 3 op p. 65.
  • Beantwoord vraag 4 op p. 66

Slide 31 - Tekstslide

Opdrachten 
  • Lees document 4 op p. 66 en bekijk document 5 p. 68
  • Beantwoord de vragen op de volgende slides
  • Schrijf de antwoorden ook in je werkboek op p. 67

Slide 32 - Tekstslide

Benedictus zijn regelgeving was gebaseerd op 'ora et labora'. Onder 'laborare' moet 'handenarbeid en arbeid van het hoofd' verstaan worden. In welk artikel van document 4 wordt dat duidelijk gemaakt?
A
Art. 16
B
Art. 38
C
Art. 42
D
Art. 48

Slide 33 - Quizvraag

De meeste kloosterlingen waren van adellijke afkomst. Waarom was 'labora' in regel revolutionair voor die tijd?

Slide 34 - Open vraag

Autarkie betekent 'zelfvoorziening'. Uit welk artikel van document 4 leid je af dat klooster autarkisch was?
A
Art. 36
B
Art. 22
C
Art. 33
D
Art. 16

Slide 35 - Quizvraag

Bekijk het kloosterplan (werkboek p. 68) Wat is de centrale taak van een kloosterling: ora of labora? Hoe merk je dat op het plan?

Slide 36 - Open vraag

Het klooster lijkt een gesloten complex. Toch leefden de monniken niet volledig afgesloten van de buitenwereld. Welke plaatsen wijze op openheid volgens het kloosterplan?

Slide 37 - Open vraag

5) Relatie tussen de paus en de Byzantijnse keizer
  • In het jaar 395: definitieve scheiding tussen het Oost en het West-Romeinse Rijk.
  • Het gevolg was dat de christelijke kerken in Oosten en Westen ook uit elkaar groeide.
  • Byzantijnse keizer nam de taken van de paus over na de val van het WRR in 476. 
  • Het Grieks werd de taal van de kerk in het Oosten en het Latijn bleef de taal van de kerk in het Westen. 

Slide 38 - Tekstslide

Oosters Schisma 
  • De paus in Rome wilde zich als kerkleider laten gelden in Byzantijnse rijk. Hier had de Byzantijnse keizer problemen mee.
  • De vervreemding tussen de twee kerken leidde tot de definitieve scheiding in het jaar 1054 = Oosters Schisma

Slide 39 - Tekstslide

In het westen gingen de paus en de Germaanse vorsten vanaf 600 samenwerken. Bekijk oefening 9 p. 69 en vul je antwoorden ook hier in.

Slide 40 - Open vraag

6) Conclusies
Bekeringen en christianiseren werd verder doorgevoerd onder de Germaanse stammen.
Drie strategieën van de kerk om volkeren te bekeren:
  • Bekering gericht op de koningen en stamhoofden 
  • Germaanse gebruiken kregen christelijke invulling 
  • Heiligen speelden belangrijke rol in verhalen van het christendom
Heiligen hadden een belangrijke rol in de middeleeuwen omdat ze voor de bevolking een bemiddelende rol speelde tussen hemel en aarde. 
  • Heiligen waren ook mensen waardoor ze minder abstract waren dan God. 
In kloostergemeenschappen leefden monniken onder leiding van een abt.

Slide 41 - Tekstslide


Regel van Benedictus (zesde eeuw) was de dominantste en legde de nadruk op bidden en werken ('Ora et Labora').
  • Labora was revolutionair omdat de meeste mensen in een klooster van adellijke afkomst waren en werken normaal niet bij hun dagelijkse activiteiten behoorden.
Vervreemding tussen Frankische Rijk en Byzantijnse rijk leidde tot Oosters Schisma in 1054. 

Slide 42 - Tekstslide