herhaling hoofdstuk 4 + 6 | havo 4

LESPLANNING



12 JANUARI HERHALING HOOFDSTUK 4 + 6
18 JANUARI HERHALING HOOFDSTUK 2 
19 JANUARI HERHALING HOOFDSTUK 3
KEUZELES 25 JANUARI HERHALING CRISIS
KEUZELES 26 JANUARI HERHALING OP AANVRAAG 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LESPLANNING



12 JANUARI HERHALING HOOFDSTUK 4 + 6
18 JANUARI HERHALING HOOFDSTUK 2 
19 JANUARI HERHALING HOOFDSTUK 3
KEUZELES 25 JANUARI HERHALING CRISIS
KEUZELES 26 JANUARI HERHALING OP AANVRAAG 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe moet je leren? 
Leer de begrippen, zodat je de vraagstelling begrijpt. (lweo.nl)
Oefen opgaven. 
Weet je hoe je de omzet berekent in het marktevenwicht? 
Check dat door te oefenen!
Welke opgaven? Vooral Transfer + Zelftest.
(Leerstof staat in SOM)

Slide 2 - Tekstslide

Toevoeging
Je hoeft géén vraag- en aanbodlijn te kunnen tekenen. 

Je moet wél gegevens uit de figuur kunnen aflezen, surplus(veranderingen) kunnen aflezen en verschuivingen voorspellen / verklaren.

Slide 3 - Tekstslide

PROGRAMMA
-> opdracht 6.24 te laat in SOM, dus blijft staan voor volgende            week + opdracht 4.20
-> in groepjes uiteen om de quiz voor te bereiden (10 minuten)
-> quiz (15 minuten)
-> lesafsluiting (5 minuten)

Slide 4 - Tekstslide

Zorg ervoor dat je onderstaande kennis samen weer hebt opgehaald: 
1. Hoe bereken je de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid? (Bestudeer bijvoorbeeld opdracht 4.36 + uitwerking.)
2. Wat is consumentensurplus en producentensurplus? 
3. Wanneer verschuift de vraaglijn? Wanneer verschuift de aanbodlijn? Welke kant op? 
4. Wat zijn substitutiegoederen? Wat zijn complementaire goederen?
5. Welke formule heb je nodig bij berekeningen met de prijselasticiteit van de vraag? 

Slide 5 - Tekstslide

Op de afbeelding zie je...
A
substitutiegoederen
B
complementaire goederen

Slide 6 - Quizvraag

Bereken de evenwichtsprijs?
Qv = - 2p + 44
Qa = 2p - 12

Slide 7 - Open vraag

De evenwichtsprijs is €14. Bereken de evenwichtshoeveelheid?
Qv = - 2p + 44 Qa = 2p - 12

Slide 8 - Open vraag

Op de afbeelding links is het gearceerde deel ...
A
het producentensurplus
B
het consumentensurplus
C
geen van beide

Slide 9 - Quizvraag

Vraaglijn van autobrandstof verschuift naar rechts.
Vraaglijn van autobrandstof verschuift naar links.
Inkomen stijgt.
Inkomen daalt.
Door het vele thuiswerken wordt er minder auto gereden.
De prijs van autobrandstof is gestegen.
De prijs van auto's is gestegen.

Slide 10 - Sleepvraag

Wat kan de oorzaak zijn van de verschuiving op de foto?
A
De overheid voert een subsidie in die aanbieders ontvangen.
B
De overheid voert een heffing in die aanbieders moeten betalen.
C
De prijs van het product is gestegen.
D
De loonkosten zijn gestegen.

Slide 11 - Quizvraag

Schets de situatie hiernaast. Arceer het producentensurplus in de vóór de verschuiving.

Slide 12 - Open vraag

Producentensurplus is het voordeel dat de producent heeft, het verschil tussen de leveringsbereidheid en wat hij krijgt (de evenwichtsprijs).

Slide 13 - Tekstslide

Schets de situatie hiernaast. Arceer de toename van het producentensurplus als gevolg van de verschuiving.

Slide 14 - Open vraag

Nieuwe producentensurplus = blauw + oranje. 
Dus de toename is alleen het oranje deel.





Nieuwe producentensurplus = blauw + oranje. 
Dus de toename is alleen het oranje deel.

Slide 15 - Tekstslide

Bij een prijsinelastische vraag is de procentuele verandering van de prijs ..... dan de procentuele verandering van de vraag.
A
Kleiner.
B
Groter.

Slide 16 - Quizvraag

De formule voor de omzet is ...

Slide 17 - Open vraag

De procentuele verandering van de prijs is 2%. De prijselasticiteit van de vraag is - 1,5. Met hoeveel procent daalt de afzet?

Slide 18 - Open vraag

Als de prijselasticiteit van de vraag -1,4 is, dan is de vraag prijselastisch. De vraagverandering is dan ...I... dan de prijsverandering. Bij een prijsdaling zal de omzet ...II...
A
I. kleiner, II. dalen
B
I. kleiner, II. stijgen
C
I. groter, II. dalen
D
I. groter, II. stijgen

Slide 19 - Quizvraag

Hoe bereken je .... Wat betekent .... Wat moet je doen als .... Stel hieronder je vraag. Geen vraag? Beschrijf dan in één zin wat je deze les geleerd hebt.

Slide 20 - Open vraag