grammar recap SO 1

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

grammar 

recap 

Toetsweek 1

2M

Grammar:

• Present simple vs present continuous
• negative prefixes
• Modifying adverbs

Welke tijd geeft aan dat je nu iets aan het doen bent?

1. Present Simple
2. Present Continuous

Welke tijd geeft aan dat je iets regelmatig doet of dat iets een feit is?

1. Present Simple
2. Present Continuous

I ___ TV every day.

1. watch
2. am watching

My little brother never ___ his room.

1. cleans
2. is cleaning

Wat zijn signaalwoorden voor de present continuous?

1. (right) now, at the moment
2. already, yet, since, for, just
3. last week, in 1962, three years ago
4. always, ever, never, often, usually, every day

Present simple vs Present continuous
The school bag weighs 8 kgs. It ________ (be) very heavy.

1. is
2. is being
3. was
4. are

Present simple vs Present continuous
__________ (he / watch) the news regularly?

1. Does he watch
2. Is he watching
3. Watch he
4. Watches he

Present simple vs Present continuous
You always _________ (arrive) late.

1. arrive
2. are arriving
3. is arriving
4. arrives

Present simple vs Present continuous
Every Sunday we _______ (visit) our grandparents.

1. are visiting
2. visits
3. visiting
4. visit

Negative prefixes

Negatieve voorvoegsels

Woorden in het Nederlands met a-, tegen-, anti-, on(t)- in-, niet- en -loos drukken een ontkenning uit. Dit heb je ook in het Engels, de bijvoegelijk naamwoorden gaan dan het tegenovergestelde betekenen.

Un-, in-, im-, ir-, dis-, il

friendly – unfriendly  (vriendelijk – onvriendelijk)

Sufficient – insufficient (voldoende – onvoldoende)

Possible – impossible  (mogelijk - onmogelijk)

Replaceble – irreplaceble (vervangbaar – onvervangbaar)

Honest – dishonest (eerlijk – oneerlijk)

logical - illogical (logisch - onlogisch)

Vaak (NIET ALTIJD) gelden deze regels: 

Als een woord begint met een p of een m:

im-             perfect -> imperfect

Als een woord begint met een r:

ir-                rational -> irrational

Als een woord begint met een l:

il-                literate -> illiterate 

responsible

1. unresponsible
2. irresponsible

polite

1. impolite
2. unpolite

understand

1. misunderstand
2. disunderstand

logical

attractive

honest

Modifying adverbs

Maken een woord sterker of zwakker.

voorbeelden:

Very, slightly, a bit, quite, pretty, rather

Ze staan altijdvoor het bijvoeglijk naamwoord!

He is very smart. 

Zet de woorden in de goede volgorde:
Creative - am - pretty - I

Zet de woorden in de goede volgorde:
best friend - my - confident - rather - is

Zet de woorden in de goede volgorde:
is - she - a bit - impatient

Zet de woorden in de goede volgorde:
is - brother - my - serious - pretty

Zet de woorden in de goede volgorde:
quite - she -honest - an - person - is

Done!