JRB 3.3 Zou je wel lenen!


  •  .....
  •  SO §3.1 en §3.2

  • pen op tafel


Start klaar...
timer
6:00
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les


  •  .....
  •  SO §3.1 en §3.2

  • pen op tafel


Start klaar...
timer
6:00

Slide 1 - Tekstslide


  •  .....
  • iPad op tafel;
  • boek op tafel;
  • pen op tafel
  • rekenmachine op tafel.
  • en log je in op lesson -up bij de les van vandaag
.... en door .......

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • SO
  • vorige les

  • lesdoelen van vandaag
  • NAKIJKEN
  • instructie paragraaf 3.3
  • aan het werk met 3.1
  • hebben we onze lesdoelen gehaald?

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  •  SO        done!
  • vorige les
  • lesdoelen paragraaf 3.3
  • instructie paragraaf 3.3
  • aan het werk met 3.3
  • hebben we onze lesdoelen gehaald?

Slide 4 - Tekstslide

Geld heeft drie functies. Welke zijn dit?

Slide 5 - Open vraag

positief saldo wordt ook wel ..... genoemd
A
creditsaldo
B
debetsaldo

Slide 6 - Quizvraag

Als ik spaar voor een nieuwe auto, dan spaar ik voor een?
A
doel
B
voorzorg
C
rente

Slide 7 - Quizvraag

3.3 Zou je wel lenen?
Leerdoelen:

Aan het einde van de les kun je

- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen
- De kosten van een lening berekenen

Slide 8 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • In tweetallen
  • Zachtjes overleggen
  • opdracht  8 tot en met 14  op blz 72 ev.

  • 10 minuten de tijd
  • Klaar? --> verder met Plusopdrachten  §3.1 op bladzijde 90



timer
7:00

Slide 9 - Tekstslide

Waarom zou jij geld lenen?

Slide 10 - Woordweb

Slide 11 - Video

Redenen om te lenen
Leenmotieven: Redenen om te lenen

- Tijdelijk geldtekort dat je moet opvangen 
                                                            (bijvoorbeeld rood staan op je bankrekening)
- Iets duurs nu kopen zonder ervoor te hoeven sparen
- Onverwacht geld nodig en niets gespaard
- Lenen voor een woning --> hypothecaire lening/hypotheek
                                                            (vaak in 30 jaar aflossen)

Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • In tweetallen
  • Basis opdracht 1 en 3 op bladzijde 78 ev
  • Kader opdracht  1 tot en met 3 op bladzijde 78 ev
  • 5 minuten de tijd
  • Klaar? --> verder met de andere opgave van 3.2



timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

timer
5:00
Zoekopdrachtje: kun je een lening afsluiten op internet? Wat kun je vinden?

Slide 14 - Woordweb

Geld lenen kost geld!
Krediet: Het bedrag dat je leent
                    ---> terugbetalen van krediet = aflossen
                    ---> rente betalen 
Rente en aflossing per maand (maandtermijn)

Looptijd = aantal maanden waarin je de lening terugbetaalt.

Kredietkosten: alle kosten die je meer terugbetaalt dan je geleend hebt.

Slide 15 - Tekstslide

Rekenen: Kredietkosten
Kredietkosten = termijnbedrag x aantal termijnen - krediet 

Els leent €5.000 euro en betaalt lening in 60 maandtermijnen van €98 terug. 

Els betaalt in totaal: 60 x 98 = 5.880
Els heeft geleend:                        5.000 - 
De kredietkosten zijn:                     880


Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht:  
Maak nu zelfstandig met opdrachten 
Basis:  4, 5 en 6 op bladzijde 79
Kader: 4, 5, en 6 op bladzijde 79
 Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1.  Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
Je krijgt .. minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 17 - Tekstslide

Welke consumptieve kredieten zijn er? -> volgende les

  • Persoonlijke lening
  • Doorlopend krediet
  • Salariskrediet

  • Koop op afbetaling

Slide 18 - Tekstslide

Elke maand leg ik € 100 opzij om een nieuwe MacBook te kunnen kopen.
A
sparen voor de rente
B
sparen voor een bepaald doel
C
sparen uit voorzorg

Slide 19 - Quizvraag

Check

Slide 20 - Tekstslide

Als ik dringend geld nodig heb, kan ik het geld van mijn spaardeposito niet opnemen.
A
Juist
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Inhoud:

  • 3.1 Hoe betaal je?
  • 3.2 Waarvoor zou je sparen? 
  • 3.3 Geld lenen kost geld!
  • 3.4 Nog meer bankzaken

Slide 22 - Tekstslide

Spaarmotieven
Spaarmotieven                     sparen voor een doel
(reden om te sparen)          sparen uit voorzorg
                                                     sparen voor de rente

Soorten spaarrekening       Gewone spaarrekening
                                                     Spaardeposito (tijdelijk vastzetten)

   

Slide 23 - Tekstslide

Jermo heeft €2.0000 op een spaarrekening staan. De bank geeft 0,5% rente.
Hoeveel rente ontvangt Jermo na 8 maanden?

Slide 24 - Open vraag

Bedankt 
Stoel aanschuiven,
Prettig weekend

PS. Het huiswerk komt in SOM

Slide 25 - Tekstslide

Ga zelf aan de slag!


Gebruik de rest van de les om 3.1 /3.2 af te maken 


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Sparen uit voorzorg
Sparen voor de rente
Sparen voor een doel
Je spaart omdat je denkt dat je tablet binnenkort kapot gaat
Je spaart omdat je na je examen met je vrienden op vakantie wilt
Je zet geld op een spaarrekening om er inkomsten aan over te houden

Slide 29 - Sleepvraag

Het verschil tussen een gewone en een hypothecaire lening is dat er bij een hypothecaire lening
A
geen rente wordt betaald
B
een onderpand is
C
méér rente wordt betaald
D
niet hoeft te worden terugbetaald

Slide 30 - Quizvraag

Kies een leenmotief
A
Tijdelijk geld tekort overbruggen
B
Dure aankoop niet uitstellen
C
Het kopen van een woning.
D
Onverwacht dringend geld nodig

Slide 31 - Quizvraag

Wat is rente bij lenen?
A
Een vergoeding betalen omdat je geld van de bank leent
B
Een vergoeding van de bank krijgen, omdat je geld van de bank leent
C
Meer geld dat je ter beschikking hebt
D
Een bedrag dat je moet aflossen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is GEEN reden om te lenen?
A
Je hebt een tijdelijk geldtekort
B
Je wilt een huis kopen
C
Je hebt een onverwacht dringend geldtekort
D
Je wilt meer geld op je spaarrekening

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het nadeel van lenen?
A
je moet rente betalen
B
je moet alles terug betalen
C
je hebt een schuld
D
je moet accijns betalen

Slide 34 - Quizvraag

Hoelang een lening loopt noem je ook wel de..... van de lening.
A
doorlooptijd
B
looptijd
C
loopduur

Slide 35 - Quizvraag

Zou de rente van een hypothecaire lening lager zijn dan andere leningen?
A
Ja, lager
B
Nee, hoger

Slide 36 - Quizvraag

En tot de volgende les!

Slide 37 - Tekstslide

Enkelvoudige rente
Rente wordt niet bij je spaarbedrag opgeteld!
Dus de berekening:

Na 1 jaar: rente % : 100 x spaarbedrag
Na 2 jaar: rente % : 100 x spaarbedrag x 2
Na 1 maand: rente % : 100 x spaarbedrag : 12

Slide 38 - Tekstslide

Samengestelde rente
Na ieder jaar wordt de rente bij je spaarbedrag bijgeschreven. Stappen berekening (blz. 76 onderaan):

1.  Rente als decimaal getal =  rente% : 100
2. Groeifactor = 1 + rente als decimaal getal
3. Spaartegoed = beginbedrag x groeifactor^aantal jaar
4. Rentebedrag = spaartegoed - beginbedrag

Slide 39 - Tekstslide

Koopkracht van je spaargeld
Wat gebeurt er met je koopkracht?
Spaarrente ->
Spaartegoed groeit 
positieve invloed
Inflatie ->
Prijzen stijgen
negatieve invloed
Spaarrente = 
hoger dan inflatie
stijgt
Inflatie = 
hoger dan spaarrente
daalt

Slide 40 - Tekstslide

Als de rente hoger is dan de inflatie dan .... mijn koopkracht
A
Daalt
B
Stijgt
C
Gebeurt er niets met

Slide 41 - Quizvraag