Cito

1 / 51
volgende
Slide 1: Video
RekenenBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

David telt snoepjes: 124 apenkoppen, 112 zure matten en 63 dropjes. Hoeveel snoepjes zijn er in totaal.

Slide 4 - Open vraag

Hoeveel is het dubbele van 16?

Slide 5 - Open vraag

100x63=

Slide 6 - Open vraag

Romé heeft 3 briefjes van 10 euro , 5 munten van 2 euro en 8 munten van 50 cent. Hoeveel geld heeft Romé in totaal?

Slide 7 - Open vraag

360:6=

Slide 8 - Open vraag

Royden heeft 49 lolly's gekocht, hij verdeelt de lollies en doet in ieder zakje 6 lolly's. Hoeveel lolly's houdt hij over?

Slide 9 - Open vraag

Je hebt een zak suiker met 760 gram daar in , hoeveel moet je er nog bij doen om 1 kilo te krijgen?

Slide 10 - Open vraag

Enora koopt 12 spelletjes. Ieder spelletje kost 4 euro. Aurora koopt 13 spelletjes die 3 euro kosten per stuk. Hoeveel geld geven ze samen uit aan spelletjes?

Slide 11 - Open vraag

210:3=

Slide 12 - Open vraag

schrijf op in getallen: vijfentwintighonderddrie-envijftig

Slide 13 - Open vraag

In een doosje zitten 13 potloden. Ik heb 130 potloden nodig. Hoeveel doosjes moet ik kopen?

Slide 14 - Open vraag

Eddem moet om kwart voor elf thuis zijn. Het is nu 10.05. Over hoeveel minuten moet hij thuis zijn?

Slide 15 - Open vraag

320+ = 809

Slide 16 - Open vraag

6x25=

Slide 17 - Open vraag

6000 meter is hoeveel kilometer?

Slide 18 - Open vraag

90:2=

Slide 19 - Open vraag

65+10-23=

Slide 20 - Open vraag

groep 6.
30 : 6 =

Slide 21 - Open vraag

2. Bij een skatewedstrijd doen 63 kinderen uit groep 5 en groep 6 mee. Uit groep 5 doen er 31 kinderen mee. Hoeveel kinderen uit groep 6 doen er mee?

Slide 22 - Open vraag

• Bij een zwemvierdaagse doen 46 kinderen uit groep 5 en groep 6 mee. Uit groep 5 doen er 18 kinderen mee. Hoeveel kinderen uit groep 6 doen er mee?

Slide 23 - Open vraag


Slide 24 - Open vraag


Slide 25 - Open vraag


Slide 26 - Open vraag


Slide 27 - Open vraag


Een knuffel kost 7 munten.
Hoeveel kosten 6 knuffels?

Slide 28 - Open vraag


Een diamant kost 8 munten.
Hoeveel kosten 6 diamanten?

Slide 29 - Open vraag

36 = 6 x ?
want 36 : 6 = ?

Slide 30 - Open vraag

35 : 7 = ?
want ? x 7 = 35

Slide 31 - Open vraag

25 : 5 = ?
want ? x 5 = 25

Slide 32 - Open vraag

Reken uit:
16 + 16 =

Slide 33 - Open vraag

Wat is de tiende maand?

Slide 34 - Open vraag

Hoeveel seconden zitten er in een minuut?

Slide 35 - Open vraag

Wat is de vijfde maand?

Slide 36 - Open vraag

Hoeveel maanden zitten er in een jaar?

Slide 37 - Open vraag

Hoeveel uren zitten er in een dag?

Slide 38 - Open vraag

Reken uit:
37 + 13 =

Slide 39 - Open vraag

Marit heeft 73 euro. Ze wil aan haar vriendinnen ieder 10 euro geven. Hoeveel vriendinnen kan ze 10 euro geven?

Slide 40 - Open vraag

Melike en Mariam gaan met moeder een dagje naar de dierentuin. Ze moeten 95 km rijden. Na 74 km nemen ze pauze. Hoe ver moeten ze dan nog? ... km

Slide 41 - Open vraag

Ali heeft 35 boekjes. Nadat hij er wat heeft weggegeven heeft hij er nog maar 24. Hoeveel heeft hij er weggegeven?

Slide 42 - Open vraag

De moeder van Naomi is 44 jaar oud. Naomi is zelf 6 jaar. Hoeveel jaar is Naomi's moeder ouder dan Naomi? ... jaar

Slide 43 - Open vraag

Lukas, Keano en Daan hebben samen 30 euro. Ze moeten het eerlijk verdelen. Hoeveel euro krijgt ieder?

Slide 44 - Open vraag

Welke digitale tijden horen bij deze klok?
A
01.00 en 13.00
B
08.00 en 20.00
C
06.00 en 18.00
D
09.00 en 21.00

Slide 45 - Quizvraag

Welke digitale tijden horen bij deze klok?
A
07.00 en 19.00
B
05.00 en 17.00
C
04.00 en 16.00
D
12.00 en 00.00

Slide 46 - Quizvraag

Welke digitale tijden horen bij deze klok?
A
02.00 en 14.00
B
08.00 en 20.00
C
05.00 en 17.00
D
09.00 en 21.00

Slide 47 - Quizvraag

Welke digitale tijden horen bij deze klok?
A
06.00 en 18.00
B
09.00 en 21.00
C
05.00 en 17.00
D
03.00 en 15.00

Slide 48 - Quizvraag

Hoe laat is het?
A
9:00
B
11:45
C
12:45
D
9:55

Slide 49 - Quizvraag

Hoe laat is het?
A
5:00
B
12:25
C
1:25
D
6:00

Slide 50 - Quizvraag

Stijn gaat knikkeren met 50 knikkers. Hij verliest er 36 en wint er 16. Hoeveel knikkers houdt hij over?
A
29 knikkers
B
28 knikkers
C
31 knikkers
D
30 knikkers

Slide 51 - Quizvraag