spiegelen

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Hout en meubelMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Je weet wat het begrip peil en meterpeil is en kan dit toepassen  koppelen aan de kennis die je al hebt.

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les
Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Tekstslide

1. Rooilijnen - erfgrens - peil! 

Slide 4 - Tekstslide

Zet de juiste benaming op zijn plaats
voorgevel rooilijn
zijgevel rooilijn
erfgrens
Achtergevel rooilijn

Slide 5 - Sleepvraag

De Dienst Bouw en Woningtoezicht van de gemeente komt de rooilijnen
uitzetten. 
Op de kruising van erfafscheidings- met voorgevelrooilijn- lijnen, plaatsen zij 2 piketten, de bovenkant rood geschilderd om goed
op te vallen. 
In de bovenkant slaat men een spijker om het precieze
punt aan te geven (verklikkers). 
voorgevel rooilijn
voorgevel rooilijn

Slide 6 - Tekstslide

Peil
Het peil is een belangrijke het is de bovenkant afgewerkte vloer.
Het peil ligt ± 200 a 300 mm. boven het maaiveld.
Vaste maat
  1. Het peil wordt  aangegeven door de gemeente.
  2. Je kunt de maat van het peil ook overnemen van het huis van de buren.
  3. Anders loopt het water je huis in.

Slide 7 - Tekstslide

2. Hoeken uitzetten!

Slide 8 - Tekstslide

Vanuit het peil meet je alle hoogtematen van het huis.
Van uit het peil naar beneden ( - ) meet je de maten voor de fundering, van uit het peil naar boven ( + ) voor de verdiepingen.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoekpunten uitzetten
Na dat de voorgevelrooilijn = beginnen met uitzetten.
Start met de hoekpunten 
Plaats jalons geplaatst, dit zijn rood-witte ijzeren palen.
De hoeken moeten zuiver haaks ziin.
Gebruik evt een bouwhaak
Voor grote gebouwen worden nauwkeurige meetinstrumenten gebruikt zoals het
Dubbele pentagoonprisma, Total station
https://www.youtube.com/watch?v=GaPxOL2aeZo

Slide 11 - Tekstslide

Jalonrichter
Waar gebruik je deze voor?

Slide 12 - Tekstslide

                                                                                Bouwhaak.

Bij het uitzetten van grote hoeken gebruik je een bouwhaak.
De bouwhaak noem je ook wel de 3- 4- 5 steek.
Op de 3 latten zet je een veelvoud uit van 3 - 4 en 5.
Bijvoorbeeld: 3 x 20 cm - 4 x 20 cm en 5 x 20 cm.
of: 3 x 30 cm - 4 x 30 cm en 5 x 30 cm.
Het is maar net hoe groot je de bouwhaak wilt maken.

Slide 13 - Tekstslide

bouwraam

Slide 14 - Woordweb

Het peil op een bouwraam

Slide 15 - Tekstslide

Bouwraam
Het bouwraam bestaat uit piketten ( 50 x 50 x 1000mm) en planken van ± 100 of 120 mm breed  en  20 mm. dik.



Slide 16 - Tekstslide

Bouwraam
Tussen het bouwraam en het bouwwerk moet je voldoende werkruimte houden (± 1,30 m. a 1,50 m).

Slide 17 - Tekstslide

Wat wordt er op een bouwraam gezet?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

3. Bouwraam uitzetten!

Slide 21 - Tekstslide

In de hoeken van het gebouw staan de jalons.

Op het bouwraam worden nu de buitenmuren 
(spouwmuren) en de binnenmuren afgeschreven.
Ook de fundering (aanlegbreedte) wordt afgeschreven op het bouwraam.

Slide 22 - Tekstslide

Aftekenen muren
De buitenmuren
(spouwmuren) en de binnenmuren afgeschreven.
De fundering (aanlegbreedte) 
Rooilijn oploden

Slide 23 - Tekstslide

Elke plank laat men op 1 hoek doorlopen.
Hierdoor heb je zo min mogelijk zaagwerk. Deze manier van het monteren noem je "molenwieken".
Molenwieken

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Tussen het bouwraam en het bouwwerk zit
A
200 cm
B
± 0,30 m. a 0,50 m
C
100 cm
D
± 1,30 m. a 1,50 m

Slide 26 - Quizvraag

Waar zijn de rooilijnen op terug te vinden
A
luchtfoto
B
terreinplan
C
Bouwplan
D
bestemmingsplan

Slide 27 - Quizvraag

Wie zet de rooilijnen uit?
A
De timmerman
B
De opzichter
C
De gemeente
D
metselaar

Slide 28 - Quizvraag

Aanlegbreedte is:
A
totale muurbreedte
B
totale woningbreedte
C
Kavelbreedte
D
funderingsbreedte

Slide 29 - Quizvraag

Bij eenvoudige kleine bouwwerken, zet men alleen bouwplanken op de hoeken en op de plaatsen van de tussenmuren, men noemt dit een bouwjuk. 
Bouwjukken maak je van 2 of 3 piketten met korte bouwplanken.

Slide 30 - Tekstslide

Bouwjukken maak je van 2 of 3 piketten met korte bouwplanken.

Slide 31 - Tekstslide

4. Uitgraven:
Er wordt een bouwput gegraven waarin de fundering komt, de aanlegdiepte. De diepte van de bouwput hang af van de soort grond en de soort fundering.

Slide 32 - Tekstslide

De vorstgrens ligt op 600 mm. beneden het maaiveld, de aanlegdiepte is dus altijd groter dan 600 mm.
De zijkanten van de bouwput worden schuin afgegraven zo dat de grond niet naar beneden kan vallen.
De schuine zijkant noem je een talud.

Slide 33 - Tekstslide

4. Uitloden:
Dit overbrengen van meetpunten en meetlijnen noemen we uitloden, je doet dit met de waterpas of spiegelen.
Het snijpunt wordt aangegeven met piketjes.
Men is nu zover dat begonnen kan worden met het aanbrengen van de funderingen.
De fundering staat op de bouwplanken aangegeven.

Deze gaan we nu uitzetten in de bouwput, dit doe je door draden te spannen en het
snijpunt loodrecht naar beneden over te brengen.

Slide 34 - Tekstslide