Aufgabe 14:Vul de woorden op de juiste plaats in.
Aufgabe 15:
Lees de tekst. Beantwoord in het NL.
A: Wat doe je als je de hik hebt?
B1: Zet de titel bij de juiste alinea.
B2: Wat is het nadeel van tip 1.
B3: Wie betekent Hoe.
B6: Tüte = zakje
B7: abgelenkt = afgeleid
Aufgabe 16Lees de tekst en beantwoord de vragen in het NL.
Maak de Wortschatz-opdracht (afzonderlijk blad.
Werk in groepjes van 3 / 4 personen