Unit 2: herhaling grammatica

Good morning, Br11!
Today:
  • Online class until 10(ish)
  • Herhaling grammatica-onderdelen unit 2
       - Days, months, dates                                 -  Plural nouns
       - Telling time                                                    -  Hebben: have got 
       - To be going to + hele werkwoord        -  Ordinal numbers 
  • Catch up assignments 1-6
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Good morning, Br11!
Today:
  • Online class until 10(ish)
  • Herhaling grammatica-onderdelen unit 2
       - Days, months, dates                                 -  Plural nouns
       - Telling time                                                    -  Hebben: have got 
       - To be going to + hele werkwoord        -  Ordinal numbers 
  • Catch up assignments 1-6

Slide 1 - Tekstslide

Days, dates and months
A few reminders:
- months and dates start with capital letters
- use ordinal numbers (rangtelwoorden) in date notation 
- correct notation: 
   day of the week - the - day of the month - of - month   OR
   day of the week - month - the -  day of the month   
   e.g. Monday the seventh of December OR Monday December the seventh
   

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de juiste (Engelse) notatie van woensdag 9 december?
A
Wensday the ninth of December
B
Wednesday the nineth of December
C
Wednesday the ninth of December
D
wednesday the ninth of december

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de juiste (Engelse) notatie van
donderdag 22 februari
A
Tuesday the twenty-second of February
B
Thursday the twentieth-two of February
C
Tuesday the twenty-second of februari
D
Thursday the twenty-second of February

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal zelf:
zaterdag 30 juni

Slide 5 - Open vraag

What do you remember about telling time in English?

Slide 6 - Tekstslide

Telling time
NOTE:
- hele uur = o'clock
- kwart over/voor  = a quarter past/to
- half = half past

Slide 7 - Tekstslide

What time is it? Begin je antwoord met It's ...

Slide 8 - Open vraag

What time is it? Begin je antwoord met It's ...

Slide 9 - Open vraag

What time is it? Begin je antwoord met It's ...

Slide 10 - Open vraag

What time is it? Begin je antwoord met It's ...

Slide 11 - Open vraag

Wanneer gebruik je to be going to + hele werkwoord? Let op: er zijn meerdere antwoorden goed.
A
wanneer iets zeker zal gaan gebeuren
B
wanneer je iets van plan bent
C
wanneer iets nu aan de gang is
D
wanneer iets in het verleden heeft plaatsgevonden

Slide 12 - Quizvraag

To be going to + hele werkwoord
Je gebruikt to be going to om aan te geven wat iemand van plan is of wat zeker zal gaan gebeuren. 

Vervoeging:
(+ en ?)          am / are / is + going to + hele werkwoord
(-)                     am / are / is + not + going to + hele werkwoord

Slide 13 - Tekstslide

Fill in. Use to be going to.
1. (do) I ____________ my homework this afternoon.
2. (clean) Charlotte ____________ the dishes tonight.

Slide 14 - Open vraag

Fill in. Use to be going to.
3. (not work) We __________ this weekend.
4. (go) Liz and Seth ________ to Spain this summer.

Slide 15 - Open vraag

Wat zijn de spellingregels voor meervouden van regelmatige zelfstandig naamwoorden?

Slide 16 - Tekstslide

De meeste meervouden in het Engels eindigen op een _____?

Slide 17 - Open vraag

Spellingsregels
  • De meeste meervouden eindigen op een -s
  • Een zelfstandig naamwoord dat eindigt op een s-klank (-sh, -ch, -x, -s, -zz): +es. E.g. watch - watches
  • Een zelfstandig naamwoord dat eindigt op een medeklinker en een y: y wordt i + es. E.g. lady - ladies
  • Een zelfstandig naamwoord dat eindigt op een f of fe: + ves. E.g. scarf - scarves

Slide 18 - Tekstslide

Write down the plurals of these words:
lady, scarf, phone, watch

Slide 19 - Open vraag

Write down the plurals of these words:
tooth, child, sheep, woman

Slide 20 - Open vraag

Hoe zit het dan met onregelmatige zelfstandig naamwoorden?
Onregelmatig houdt in dat iets afwijkt van de regel. In dit geval volgen de zelfstandig naamwoorden dus niet de spellingsregels die hiervoor genoemd zijn. Onregelmatige zn's hebben een eigen vorm en moet je dus leren!
 

E.g. tooth - teeth, foot - feet, goose - geese, man - men, woman - women, child - children, mouse - mice

Slide 21 - Tekstslide

A final note on plural nouns
In het Engels krijgen meervouden NOOIT 's (apostrof s)

Slide 22 - Tekstslide

Complete the sentence. Use has got – hasn’t got – have got – haven’t got.
Stella ___________ four sisters.

Slide 23 - Open vraag

Complete the sentence. Use has got – hasn’t got – have got – haven’t got.
These drinks are too expensive. I ___ enough money.

Slide 24 - Open vraag

Complete the sentence. Use has got – hasn’t got – have got – haven’t got.
____ they ____ a dog and a cat?

Slide 25 - Open vraag

Complete the sentence. Use has got – hasn’t got – have got – haven’t got.
Tim _______ an Iphone, has he?

Slide 26 - Open vraag

Hebben: have got
Bevestigende zinnen en vragen
I / you / we / they = have got
She / he / it = has got


Ontkennende zinnen
I / you / we / they = haven't got / have not got
She / he / it = hasn't got / has not got

Slide 27 - Tekstslide

Which ordinal number is spelled incorrectly?
A
thirtieth
B
second
C
twenty-first
D
nineth

Slide 28 - Quizvraag

How would you abbreviate the ordinal number the fifty-third?
A
35th
B
53rd
C
53st
D
53th

Slide 29 - Quizvraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
40th

Slide 30 - Open vraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
22nd

Slide 31 - Open vraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
1st

Slide 32 - Open vraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
12th

Slide 33 - Open vraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
39th

Slide 34 - Open vraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
5th

Slide 35 - Open vraag

Time to work!
Final check:
Do catch up assignments 1-6

Homework Tue 15/12:
  • Study all grammar, words and phrases (i.e. prepare for test)

Slide 36 - Tekstslide