Bezittelijk vnw klas 2 K3

Het bezittelijk voornaamwoord 
Doel:
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits benoemen    
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits toepassen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het bezittelijk voornaamwoord 
Doel:
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits benoemen    
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits toepassen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
(in het Nederlands)

Slide 2 - Open vraag

1

Slide 3 - Video

Seite 101 im Buch
Let op: bij die-woorden en meervoud krijg je een extra -e

Slide 4 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 5 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 6 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 7 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 9 - Open vraag

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Tekstslide

Was gehört zusammen?
mijn
jouw
zijn
haar
onze
jullie
hun
uw
mein, meine
dein, deine
sein, seine
ihr, ihre
unser, unsere
euer, eure
ihr, ihre
Ihr, Ihre

Slide 11 - Sleepvraag