Klas 1 tellen

Klas 1 tellen
Hoe tel je in de dansles?
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
dans en dramaMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Klas 1 tellen
Hoe tel je in de dansles?

Slide 1 - Tekstslide

Dans en muziek
 Dans en muziek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Als je muziek hoort, wil je dansen. Als je danst, ontstaat muziek.

Om synchroon te kunnen dansen, let je op elkaar, maar ook op:
de telling, accenten en tekst (lyrics)

Bij het maken van dans, kies je vaak eerst muziek.                                                          Je gaat goed luisteren en let op bovenstaande 3 zaken.

Slide 2 - Tekstslide

Popmuziek 4/4
Hedendaagse popmuziek bestaat voornamelijk uit vierkwartsmaat muziek - 4/4

Dit wil zeggen: in iedere maat zitten 4 tellen
Als je makkelijk op een muziekje kan lopen/marcheren is het vaak een 4/4 maat

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Toonduur
Oefening:
klap maar mee op de hele noot
Klap nu mee op de halve noot
En nu de kwart noten
En lukt het je ook om de achtste noten mee te klappen? 1 én 2 én 3 én 4 én

Slide 5 - Tekstslide

Muziek analyse
Klap heel/ half/ kwart

Doe maar mee!
Succes!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Popmuziek 3/4
Soms komt het voor dat een maat uit 3 tellen bestaat, dit noem je een driekwartsmaat - 3/4

Als je kan ‘inhaken' en meedeinen, is het vaak een 3/4 maat.
Er bestaan nog veel meer maatsoorten, maar die komen niet veel voor in hedendaagse popmuziek

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

4 of 8
Als je muziek maakt, tel je in hele maten, dus iedere keer tot 4.

Als je danst tel je in muzikale volzinnen. Bijv. Je luistert naar de tekst van de zanger, of de ‘muziekzin’. 
Deze duurt bijna altijd 2 maten, dus 8 tellen.
Bij dans tellen we dus tot 8. 
Tel je mee?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Je krijgt een opdracht
Maar eerst.

Wie weet wat een dansactie is?

Slide 12 - Tekstslide

Een dansactie is
een werkwoord dat aanzet tot bewegen. 

Welke kunnen dat zijn?

Slide 13 - Tekstslide

Dansacties
Rollen, springen, rennen, trillen, gooien, slaan, schoppen, smelten, buigen etc

Slide 14 - Tekstslide

Improviseren- lets go!
Ik zet de muziek aan en jullie lopen op het ritme van de muziek.
Als ik een dansactie roep, voer je deze uit daarna loop je weer verder.

Het mooie van een dansactie is dat iedereen het kan op zijn of haar eigen manier. 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
*Maak groepjes van 2 personen

*Schrijf minstens 10 dansacties op.

*Luister naar de muziek klap heel/half/kwart
Op welke toonduur past welke dansactie goed?

*Plak de verschillende dansacties op de verschillende toonduur achter elkaar. Je kan deze dansfrase synchroon uitvoeren. 

*Je oefent zolang het nodig is.

Slide 16 - Tekstslide

Check list
* Je gebruikt minimaal 2 regels muziek en maximaal 4

* Er zitten minstens 5 verschillende dansacties in de dansfrase

* De verschillende dansacties worden goed op de verschillende toonduur uitgevoerd. 
Het past bij elkaar. 

* De dansfrase wordt synchroon uitgevoerd. 

* Je kent de dansfrase uit je hoofd. 

Slide 17 - Tekstslide