In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke formule gebruik je voor het bepalen van de Q bij: A. Break even B. Maximale winst
A
A. GO - GTK, B. MO = MK
B
A. TO - TK, B. MO > MK
C
A. GO = GTK, B. MO = MK
D
A. TO = TK, B. MO < MK
Slide 3 - Quizvraag
Bereken maximaal totale winst: Prijs van product is 25 euro Variabele kosten per stuk 18 euro en TCK = 70.000. Productiecapaciteit 12.500 stuks
A
TW = 15.000 euro
B
TW = 312.500 euro
C
TW = 295.000 euro
D
TW = 17.500 euro
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Bepaal de premie voor een fietsverzekering. Gemiddeld wordt een fiets 1 op de 10 keer gestolen en is de hoogte van de schadeclaim 1000 euro. De winstopslag is 20%.
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Waarom leidt moreel wangedrag tot hogere premies?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Consumentensurplus
- als mensen bereid zijn meer te betalen dan de marktprijs die tot stand is gekomen
-levert extra winst (surplus) op voor de consument
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Door Corona zijn we allemaal bewust van 1,5 meter afstand, mondkapjes en handen wassen. Welke verandering zal de vraaglijn naar mondkapjes laten zien?
A
Een verschuiving op de vraaglijn naar boven
B
Een verschuiving van de vraaglijn naar links
C
Een verschuiving op de vraaglijn naar beneden
D
Een verschuiving van de vraaglijn naar rechts
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Welk vlak geeft het producentensurplus aan?
A
Geel
B
Blauw
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Bereken de marktomzet. Qv = -P + 35 Qa = 2P - 10
A
Pe = 15, Qe = 35, TO = 525
B
Pe = 15, Qe= 20, TO = 300
C
Pe = 25, Qe = 40, TO = 1.000
D
Pe = 25, Qe = 10, TO = 250
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Welke letters geven het werkgeverssurplus aan?
A
KLM
B
MNO
C
LNP
D
KLN
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Waarom noemen we dit een perfecte markt?
A
Vraag heeft positief verband en aanbod negatief verband
B
Vraag en aanbod zijn zichtbaar in 1 grafiek
C
Er komt een prijs tot stand waarbij er geen tekorten of overschotten zijn
Slide 42 - Quizvraag
Slide 43 - Tekstslide
Door het invoeren van een minimumloon wordt het totale surplus