Nederlands Thema 11.

Nederlands oefentoets
1.1. Taal in de sector verzorging

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands oefentoets
1.1. Taal in de sector verzorging

Slide 1 - Tekstslide

Waar hebben wij het dit hoofdstuk allemaal over gehad?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Waarvoor gebruik je Ibuprofen?


A
Hooikoorts
B
Pijn
C
Eczeem
D
Acne

Slide 4 - Quizvraag

Wat zit er in de verpakking?
A
Zalf
B
Drank
C
Tabletten
D
Spray

Slide 5 - Quizvraag

Hoe neem je de Ibuprofen in?
A
Via de anus
B
Via de huid
C
Via het oor
D
Via de mond

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer mag je de Ibuprofen niet gebruiken?
A
Bij hoofdpijn
B
Bij kiespijn
C
Bij een maagzweer
D
Bij koorts

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat zegt het pictogram?
A
hooikoorts hebt
B
een te hoge bloeddruk hebt
C
huidproblemen hebt
D
hoofdpijn hebt

Slide 9 - Quizvraag

Hoe moet je de beugel van de dispenser indrukken?
A
Met 1 vinger
B
Met je hand
C
Met je elleboog
D
Met je mond

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
Nooduitgang
B
Noodtelefoon
C
Verzamelplaats
D
Nooddouche

Slide 11 - Quizvraag

Geef woorden die vooral voorkomen in de sector zorg?

Slide 12 - Woordweb

Hoe gebruikt je dit geneesmiddel?
A
Drinken
B
Snuiven
C
Smeren
D
Kijken

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf in je eigen woorden op wat een bijsluiter is...

Slide 14 - Open vraag

Waarom is het belangrijk een geneesmiddel buiten bereik van kinderen te bewaren?

Slide 15 - Open vraag

Joris is al een paar dagen niet lekker. Hij heeft een jeukende .......... op zijn huid.
A
allergische reactie
B
uitslag
C
zalf
D
symptomen

Slide 16 - Quizvraag

Ook klaagt hij over hoofdpijn. En hij heeft verhoging. Zijn moeder denkt dat Joris een ...... heeft.
A
allergische reactie
B
geneesmiddelen
C
uitwendig
D
uitslag

Slide 17 - Quizvraag

Waarvan? Dat weet ze niet. De ........... duiden daar op.
A
allergische reactie
B
uitslag
C
symptomen
D
jeukuitslag

Slide 18 - Quizvraag

Ze gaat naar de drogist en koopt 2 soorten geneesmiddelen Een zalf voor ....... om de jeuk te verminderen.
A
uitwendig gebruik
B
inwendig gebruik
C
oraal gebruik
D
rectaal gebruik

Slide 19 - Quizvraag

En ze koopt ook ......... tegen de koorts en de hoofdpijn. Daarmee hoopt ze dat Joris beter wordt.
A
ijsjes
B
water
C
zinzalf
D
paracetemol

Slide 20 - Quizvraag

Helaas wordt Joris er niet beter van. Moeder overlegt met de arts.
Zij schrijft een hogere .... paracetamol voor.
A
Dosis
B
Overdosis
C
Recept
D
Hoeveelheid

Slide 21 - Quizvraag