In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Je mag jezelf Joods noemen als:
A
Je vader Joods is
B
Je moeder Joods is
C
Je oma en moeder Joods zijn
Slide 3 - Quizvraag
Geef een omschrijving van het begrip 'diaspora'
Slide 4 - Open vraag
Joden vluchten door de eeuwen heen vaak naar Amsterdam, omdat in deze stad er vrijheid van geloof was.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
In 1948 werd de staat Israël uitgeroepen. Vanaf dat moment hebben de Joden weer een eigen land. Leg uit waarom veel joden júíst na 1945 graag een eigen land wilden hebben.
Slide 6 - Open vraag
In welke twee Europese steden wonen de meeste Joden volgens de afbeelding in het lesboek?
Slide 7 - Open vraag
Zet de gebeurtenissen op de juiste volgorde
Abraham
De Romeinen bezetten het land Israël
Het volk Israël krijgt de 10 geboden in de woestijn
De schepping
Jozef in Egypte
2
5
1
4
3
Slide 8 - Sleepvraag
Slide 9 - Tekstslide
‘In de Thenach staan verschillende mooie verhalen, die lees ik soms en vind ik inspirerend. Ook vier ik sommige joodse feesten, maar niet allemaal. Ik vind het fijn om dan bij familie te zijn.’ Deze uitspraak hoort bij een:
A
Liberale jood
B
Niet-godsdienstige jood
C
Orthodoxe jood
Slide 10 - Quizvraag
De inhoud van het Joodse geloof kan je samenvatten in 3 geloofspunten. Welk geloofspunt hoort er niet bij?
A
De Joden zien zich door het verbond met Abraham zich als het uitverkoren volk van God.
B
Joden vereren één God.
C
Joden geloven in Jezus als de Messias die beloofd was.
D
De vijf boeken van Mozes zijn de basis van de joodse godsdienst.
Slide 11 - Quizvraag
orthodoxe joden
liberale joden
niet-religieuze joden
“Ik geloof niet meer in god”
“Voor mij begint de sabbath pas als ik wakker word.”
“Ik ga niet zonder keppeltje de deur uit”
“Het enige dat mij met het jodendom verbindt is mijn moeder.”
“Ik geloof dat de Thora letterlijk van God komt.”
“Ik eet zoveel mogelijk kosher eten, maar als ik te gast ben bij niet-joden, dan eet ik wat me wordt voorgezet, alleen geen varkensvlees."
Slide 12 - Sleepvraag
Slide 13 - Tekstslide
Hoe wordt een synagoge ook wel eens genoemd?
A
School
B
Sjoel
C
huis van rust
D
Shalom
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een synagoge?
A
Een soort kerk
B
Gebedshuis
C
School
D
Moskee
Slide 15 - Quizvraag
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Bima
Tien Woorden
Thorarollen / heilige ark
1
2
3
Slide 16 - Sleepvraag
De joden hebben één dag in de week die bijzonder is. Leg uit welke dag dat voor de joden is en waarom díe dag speciaal is voor de joden.
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Met welke gebeurtenis begint de joodse jaartelling?
Slide 19 - Open vraag
Stel dat jij een nieuwe jaartelling zou mogen verzinnen, op welk moment zou jij die laten starten? En waarom?
Slide 20 - Open vraag
Het Pesachfeest is één van de belangrijkste Joodse feesten. Aan welke gebeurtenis in de Joodse geschiedenis wordt dan gedacht?
Slide 21 - Open vraag
Noem 3 ingrediënten van de Sedermaaltijd en beschrijf kort de betekenis.
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Tekstslide
Welke Joodse feesten kun je noemen? Er zijn er min. 7 te noemen.
Slide 24 - Open vraag
Hieronder staan 5 joodse feesten (blauw) en vijf begrippen (rood). Welk feest hoort bij welk begrip?
Verzoenen.
De bevrijding uit Egypte.
De Tien Woorden.
Woestijnreis.
De schepping van de wereld.
Pesach (Paasfeest).
Wekenfeest (Sjavoeot).
Grote Verzoendag (Jom Kippoer)
Nieuw Jaar (Rosj Hasjanna)
Loofhuttenfeest (Soekkot)
Slide 25 - Sleepvraag
Leg van 1 Joods feest uit wat Joden doen tijdens dit feest.
Slide 26 - Open vraag
Welk cijfer ga jij de volgende keer halen? waarom dat cijfer?