M4 dinsdag4

In dieser Stunde:


1. Quiz

2.  Leren voor je tentamen

of extra uitleg in kleine groep.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

In dieser Stunde:


1. Quiz

2.  Leren voor je tentamen

of extra uitleg in kleine groep.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

der Ort
A
het oor
B
de plaats
C
de oren
D
de stoel

Slide 3 - Quizvraag

der Fluss
A
de vloed
B
de vloeistof
C
de rivier
D
beïnvloeden

Slide 4 - Quizvraag

stolz
A
trots
B
stollen
C
stol
D
trol

Slide 5 - Quizvraag

stimmen
A
stemmen
B
knikken
C
kloppen
D
meten

Slide 6 - Quizvraag

die Staumeldung
A
de melding
B
de stoom
C
de stoomlocomotief
D
de filemelding

Slide 7 - Quizvraag

der Moderator
A
het model
B
de presentator
C
de motor
D
de knalpijp

Slide 8 - Quizvraag

das Gerät
A
het raden
B
het rad
C
het apparaat
D
het gebit

Slide 9 - Quizvraag

knapp
A
knap
B
heel goed
C
mooi
D
bijna

Slide 10 - Quizvraag

das Getränk
A
het bedankje
B
de druivensap
C
de drank
D
de hut

Slide 11 - Quizvraag

Ich fahre ...London
A
nach
B
zu
C
in
D
noar

Slide 12 - Quizvraag

naar de VS gaan
A
nach die USA fahren
B
C
in

Slide 13 - Quizvraag

naar de VS gaan
A
nach die USA fahren
B
zu die USA fahren
C
in die USA fahren
D
noar die USA fahren

Slide 14 - Quizvraag

die U-Bahn
A
de tram
B
de bus
C
de metro
D
de trein

Slide 15 - Quizvraag

die Ampel
A
de drempel
B
het navigatiesysteem
C
het verkeerslicht
D
de snelheid

Slide 16 - Quizvraag

der Fahrgast
A
de passagier
B
de buschauffeur
C
de lifter
D
de kapitein

Slide 17 - Quizvraag

het wegrestaurant
A
die Raststätte
B
die Imbiss
C
die Wegrestaurant
D
die Bistro

Slide 18 - Quizvraag

het mes
A
die Messe
B
der Mesch
C
das Mes
D
das Messer

Slide 19 - Quizvraag

fahren (du)

Slide 20 - Woordweb

treffen (er)

Slide 21 - Woordweb

schlafen (ihr)

Slide 22 - Woordweb

fallen (du)

Slide 23 - Woordweb

(der Mann) Ich stand (bij de man)

Slide 24 - Woordweb

(das Fahrrad) Sie ist hier (met de fiets) gekommen.

Slide 25 - Woordweb

(das Mädchen) Gestern stand ich
(bij het meisje) vor dem Haus.

Slide 26 - Woordweb

(Der Auto) Ich bin (uit de auto) gestapt.

Slide 27 - Woordweb

Vertaal: Bent u hier bekend?

Slide 28 - Open vraag

Kennen Sie sich hier aus?

Slide 29 - Tekstslide