Er zijn 3 manieren hoe je het BBP kunt uitrekenen. Geef de namen van de methodes en de uitwerkingen (formules) er van.
1 / 19
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Er zijn 3 manieren hoe je het BBP kunt uitrekenen. Geef de namen van de methodes en de uitwerkingen (formules) er van.
Slide 1 - Open vraag
Vraag
Welke invloed hebben stickstofmaatregelen op het BBP?
Slide 2 - Tekstslide
§1.4 De economie groeit
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je uitleggen:
Waardoor economische groei wordt bepaald
Welke factoren invloed hebben op de totale productie
Subdoelen
Hoe je de arbeids- en inkomensquote berekent
Wat de productiefunctie van economische groei is
Welke factoren er zijn die factorproductiviteit bepalen
Wat structureel of groeibevorderend beleid is
Slide 4 - Tekstslide
Factoren die van invloed zijn op de groei van het BBP
Jean-Baptiste Say
Arbeidsinkomensquote
Productiefunctie
Factorproductiviteit
De overheid
Slide 5 - Tekstslide
de wet van Say
Jean-Baptiste Say (1767-1832)
Eerste persoon met theorie over productietoename
Aanbod zorgt voor inkomen => inkomen zorgt voor vraag => vraag zorgt voor productie => productie zorgt voor inkomen
Gedeeltelijk waar
Beperkingen zijn:
Productiecapaciteit (aanbodkant)
Mensen willen niet altijd al het aanbod (vraagkant)
Slide 6 - Tekstslide
Arbeidsinkomensquote
Bepaalt of het aantrekkelijk is om te ondernemen
Zegt namelijk hoeveel van de omzet er naar de ondernemer gaat?
Hoe bereken je de arbeidsinkomensquote?
BBP=> (L,H,R,P,W) + afschrijvingen
Inkomenscategoriën van de Primaire inkomens =>
Stel dat in een land het bbp van €1.000 als volgt is verdeeld:
L600, H300, R80, W20
Het is te veel risico en te weinig winst om te ondernemen.
Om tot een goede schatting te komen gebruiken we de:
Arbeidsinkomensquote
Overig inkomensquote
Slide 7 - Tekstslide
Arbeidsinkomensquote
Zelfstandigen=> winst voor ondernemen, maar kan ook loon voor arbeid
Moeilijk te bepalen, dus ...
Wordt dit door de overheid toegerekend (geschat)
Slide 8 - Tekstslide
Arbeidsinkomensquote
Voorbeeld:
Het netto binnenlands inkomen van Nederland was in 2020 € 836,6 miljard. Hiervan ging € 628,3 miljard naar de productiefactor arbeid. In 2019 was de arbeidsinkomensquote 73,8%.
Bereken de arbeidsinkomensquote
Is het voor ondernemers aantrekkelijker of minder aantrekkelijk geworden om te produceren? Leg je antwoord uit.
1. 628,3 : 836,6 x 100 = 75,1%
2. Minder aantrekkelijk, want er gaat een relatief groter deel van het primair inkomen naar lonen.
Het netto binnenlands inkomen van Nederland was in 2020 € 836,6 miljard. Hiervan ging € 208,3 miljard naar de productiefactoren natuur, kapitaal en ondernemerschap.
Bereken de overig inkomensquote
Bereken de overig inkomensquote door de uitkomst van de arbeidsinkomensquote (75,1%)uit te rekenen.
208,3 : 836,6 x 100 = 24,9%
100% - 75,1% = 24,9%
Slide 10 - Tekstslide
Productiefunctie
Groei van productie hangt ook af van:
Hoeveelheid Kapitaal
Hoeveelheid Arbeid
Met de productiefunctie is te berekenen wat er met de productie gebeurt bij een bepaalde hoeveelheid kapitaal en een bepaalde hoeveelheid arbeid.
f = productiefunctie
A = Totale factorproductiviteit (efficiëntie, technologie)
Slide 11 - Tekstslide
Productiefunctie
x2 kapitaal en x2 arbeid zorgt niet altijd voor x2 productie, want...
Voorbeeld 1
K = 100, L = 100, A = 2
K+L = 200
Y = 2*200 = 400
Voorbeeld 2
K= 200, L =200, A =2
K+L = 400
Y = 2*400 = 800
Productie neemt meestal niet lineair toe!
Slide 12 - Tekstslide
Cobb-Douglas productiefunctie
Y = A • (Kα, Lβ)
A = Totale factorproductiviteit (efficiëntie)
K = Kapitaal
L = Arbeid
Als (Kα, Lβ) = 1 dan => verdubbeling K en L = verdubbeling Y
Als (Kα, Lβ) samen <1 zijn dan betaalt de opschaling zich minder dan 1 keer meer uit.
Als (Kα, Lβ) samen >1 dan betaalt de opschaling van K en L zich meer dan 1 keer uit
Slide 13 - Tekstslide
Factorproductiviteit
A = Factorproductiviteit = (efficiëntie)
We berekenen (Y) door invloed van de efficiëntie (A) te vermenigvuldigen met de productiefunctie (f(K,L)). Dit is een beetje de omgekeerd redeneren.
In werkelijkheid wordt de efficiëntie (A) achteraf bepaald door het inkomen de invloed van de factoren kapitaal en arbeid af te halen.
Slide 14 - Tekstslide
Factorproductiviteit
A = Factorproductiviteit = (efficiëntie)
Neemt toe door:
R&D (onderzoek & Innovatie)
Goed onderwijs
Open economie
Instituties die goed werken (formele en informele regels)
Infrastructuur, milieu, geografische ligging, politieke stabiliteit
Slide 15 - Tekstslide
Formele en informele instituties
Formeel = Wetten, bureaucratie, processen
Informeel = Hoe mensen met elkaar omgaan heeft invloed op de productiviteit. (zie tekst aan de linkerzijde)