lekker/niet lekker

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapsonderwijsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Herhalen: Nederlands eten.
  • Zinnen maken: 'Ik vind.....lekker.' of 'Ik houd van.....'.

Slide 2 - Tekstslide

zoet
zout

Slide 3 - Sleepvraag

de kroket
de stroopwafel
de patat met
de pindakaas
de haring
de kibbeling
de hagelslag
de boerenkoolstampot
de beschuit met muisjes
de oliebollen

Slide 4 - Sleepvraag

Welk Nederlands eten heb je gegeten?
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Welk Nederlands eten vind je lekker?
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Welk Nederlands eten vind je niet lekker?
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Wat eten Nederlanders het vaakst als avondeten denk je?

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Link

Hoe vaak eten Nederlanders aardappels, vlees en groente?
A
1-2 keer per week
B
2-3 keer per week
C
3-4 keer per week
D
5-6 keer per week

Slide 10 - Quizvraag

Welke groenten eten Nederlanders het meest?
A
ui, tomaat en bloemkool
B
ui, tomaat en broccoli
C
ui, tomaat en boerenkool
D
ui, komkommer en bloemkool

Slide 11 - Quizvraag

Welk vlees eten Nederlanders het vaakst?
A
kip
B
rundvlees(koe)
C
varkensvlees
D
lamsvlees

Slide 12 - Quizvraag

lekker?

Slide 13 - Tekstslide

niet lekker?

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoelen


  • Je kunt vertellen wat je 'lekker' of 'niet lekker' vindt.
  • Je kunt vertellen welk Nederlands eten je 'lekker' of 'niet lekker' vindt. 

Slide 15 - Tekstslide


A
lekker
B
niet lekker

Slide 16 - Quizvraag


A
lekker
B
niet lekker

Slide 17 - Quizvraag


A
lekker
B
niet lekker

Slide 18 - Quizvraag


A
lekker
B
niet lekker

Slide 19 - Quizvraag

Wat vind je lekker?

Slide 20 - Open vraag

Wat vind je niet lekker?

Slide 21 - Open vraag

Lekker of niet lekker
Wat vind je lekker?            Wat vind je niet lekker?
Ik vind pizza lekker.           Ik vind groente niet lekker.
                                                    Ik vind groente vies.

Waar houd je van?              Waar houd je niet van?
Ik houd van pizza.               Ik houd niet van groente

Slide 22 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
Ik lekker pizza.
B
Ik pizza lekker.
C
Ik vind pizza lekker.
D
Ik pizza lekker vind.

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik vind vis lekker niet.
B
Ik vind vis niet lekker.
C
Ik vind niet vis lekker.
D
Ik niet vind lekker vis.

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik vind vis vies.
B
Ik vis vies.
C
Ik vies vind vis.
D
Ik vies vis vind.

Slide 25 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik vind vis vies.
B
Ik vis vies.
C
Ik vies vind vis.
D
Ik vies vis vind.

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik houd patat.
B
Ik patat houd van.
C
Ik van patat houd.
D
Ik houd van patat.

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik houd van patat niet.
B
Ik houd niet van patat.
C
Ik niet houd van patat.
D
Ik houd van niet patat.

Slide 28 - Quizvraag

Wat vind je lekker?
Geef antwoord in een hele zin.

Slide 29 - Open vraag

Wat vind je niet lekker?
Geef antwoord in een hele zin.

Slide 30 - Open vraag

Wat vind je vies?
Geef antwoord in een hele zin.

Slide 31 - Open vraag

Waar houd je van?
Geef antwoord in een hele zin.

Slide 32 - Open vraag

Waar houd je niet van?
Geef antwoord in een hele zin.

Slide 33 - Open vraag

Tweetallen

Wat vind je buurman lekker/ niet lekker?

Slide 34 - Tekstslide

Vraag wat je buurman lekker/niet lekker vindt en schrijf de antwoorden op.
Wat vind je lekker?    Batu vindt pizza lekker.
Waar houd je van? 
Wat vind je vies?
Waar houd je niet van? 

Slide 35 - Tekstslide