H5 Het strafrecht KB

H5 Het strafrecht
5.1 uitgangspunten van het strafrecht
Wat gaan we doen?
Terugblik vorige les
Uitleg
Filmpjes en kijkopdracht
Afsluiting
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5 Het strafrecht
5.1 uitgangspunten van het strafrecht
Wat gaan we doen?
Terugblik vorige les
Uitleg
Filmpjes en kijkopdracht
Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Tekstslide

Allochtonen worden veel vaker onterecht staande gehouden door de politie. Er is sprake van:
A
Klassenjustitie
B
rechtsgelijkheid
C
rechtszekerheid

Slide 3 - Quizvraag

Wat is klassenjustitie?
A
Mensen uit hogere klassen worden bevooroordeeld
B
Mensen uit lagere klassen worden bevooroordeeld
C
Jongeren worden benadeeld ten opzichte van ouderen

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt de uitgangspunten van het strafrecht en het strafproces noemen, herkennen in een bron en uitleggen.
Je kunt de regels van het jeugdstrafrecht noemen en in een bron herkennen.

Slide 5 - Tekstslide

frietgooiers
W. van A. uit Gouda, laten we hem Willem noemen, zit op 18 september 1999 in de bus naar station Breda. Naast hem, aan de andere kant van het gangpad, zitten twee jongens met een bakje friet. Een van hen gooit zijn friet naar buiten via het dakluik. Willem zegt er wat van: "Vinden jullie dit normaal?" Dat had hij beter niet kunnen doen. De frietgooiers slaan dreigende taal uit. Ze zullen hem straks op het station wel even een pak slaag geven, roepen ze een paar keer. Ze gooien ook friet naar Willem. Dan staat een van de twee op. Hij loopt op Willem af. Ze staan borst tegen borst. Willem voelt zich bedreigd, haalt uit en geeft zijn belager een knal op zijn neus. En dan is Willem opeens verdachte in een strafzaak. Verdacht van mishandeling.

Slide 6 - Tekstslide

Uitgangspunten van het strafrecht
  • Bij strafbaar gedrag moet het gaan om menselijk gedrag.
  • Je kunt alleen gestraft worden voor iets wat volgens de wet strafbaar is.
  • De wet bepaalt welke straf maximaal gegeven mag worden.
  • Misdrijven en overtredingen kunnen verjaren.                (zie volgende slide voor voorbeelden)
  • Iedereen is onschuldig totdat zijn schuld door de rechter is bewezen. Bij gebrek aan bewijs volgt vrijspraak.
  • Er wordt rekening gehouden met de achtergronden en persoonlijke eigenschappen van de dader. Soms krijgen mensen geen straf omdat ze ontoerekeningsvatbaar zijn. Dit betekent dat iemand niet weet wat hij doet. De dader krijgt dan wel een maatregel: TBS.
  • Er wordt rekening gehouden met de situatie waarin het delict plaatsvond. Als er sprake is van overmacht            of          noodweer             is het gedrag niet strafbaar.
  • Voor jongeren geldt het jeugdstrafrecht.
overmacht: nood breekt wet. Je bent verplicht je aan de wet te houden, maar soms is er een hogere plicht waar de wet voor aan de kant moet. 
noodweer: zelfverdediging
verjaren betekent dat iemand na een bepaalde periode niet meer vervolgd kan worden in een strafzaak. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

kijkopdracht
Van de docent krijg je een A4 met daarop kijkvragen.
Tijdens het volgende filmpje maak je de kijkvragen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Video

Jeugdstrafrecht
Het jeugdstrafrecht is er voor jongeren van 12 tot 18 jaar. Jongeren onder de 12 jaar kunnen niet vervolgd worden.
De jongeren staan voor de kinderrechter; de rechtszaak is NIET openbaar.
De maximale straffen voor jongeren zijn een stuk lager dan die voor volwassenen. 
Een taakstraf kan voor jongeren ook bestaan uit een leerstraf. Bij een leerstraf volgt de jongere een verplichte cursus of training.
16 en 17 jarigen kunnen ook volgens het volwassenrecht worden berecht.
Voor sommige jongeren tussen de 18 en 23 wordt ook het jeugdstrafrecht toegepast, bijvoorbeeld door hun persoonlijkheid of omstandigheden (zwakbegaafd).

Slide 12 - Tekstslide

PIJ-maatregel
Een jongere met een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis kan een PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen)  krijgen. Een PIJ-maatregel wordt ook wel jeugd-tbs genoemd. In de jeugdinrichting krijgt de jongere behandeling en begeleiding om herhaling van een misdrijf te voorkomen. 
De PIJ-maatregel kan worden omgezet in tbs voor volwassenen.

Slide 13 - Tekstslide

Halt
Jongeren van 12 tot 18 die een licht strafbaar vergrijp plegen, kunnen door politie of leerplichtambtenaren naar Halt worden doorverwezen voor een passende Halt-straf.
De jongere krijgt dan een leer- en/of werkopdracht en er volgen gesprekken met de jongere en de ouders. De jongere moet excuses aanbieden aan eventuele slachtoffers en de eventuele schade vergoeden. Op deze manier krijgen jongeren inzicht in hun eigen gedrag.

Slide 14 - Tekstslide

Afsluiting
Wat weet je nog?

Slide 15 - Tekstslide

Welke jongeren vallen onder jeugdstrafrecht? Jongeren in de leeftijd van ...
A
12 tot 16
B
12 tot en met 18
C
10 tot en met 17
D
12 tot 18

Slide 16 - Quizvraag

Welk aspect van jeugdstrafrecht hoort bij een jongere met een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis?
Welk aspect van jeugdstrafrecht hoort bij een jongere met een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis?
A
Pij-maatregel
B
HALT
C
Geen strafrechtelijke vervolging
D
Leerstraf

Slide 17 - Quizvraag

5.2 de rechten van de verdachte
Wat gaan we doen?
Terugblik vorige les
Uitleg
Aan de slag in het werkboek
Afsluiting

Slide 18 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?
Zijn de uitspraken op de volgende slide waar of niet waar?

Slide 19 - Tekstslide

Waar
Niet
waar
Een 10-jarige krijgt een lagere straf dan een volwassene.
In sommige gevallen kan een 16-jarige berecht worden als een volwassene
Bij zaken tegen minderjarigen mogen er maximaal 15 mensen aanwezig zijn

Slide 20 - Sleepvraag

Rechten verdachten
Iemand is verdachte als uit de omstandigheden of feiten blijkt dat er een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestaat. Een verdachte heeft de volgende rechten.
  1. Recht om te weten waar je van verdacht wordt.
  2. Recht op advocaat, ook als je die niet zelf kunt betalen.
  3. Recht om te zwijgen
  4. Beperkte tijd vast houden, hoe lang dat is staat precies in de wet.
  5. Recht om in hoger beroep te gaan
  6. Recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter
Je moet wel meewerken aan het vaststellen van je identiteit en eventueel vingerafdrukken en dna afstaan.

Slide 21 - Tekstslide

Zwijgrecht
Een filmpje over het zwijgrecht.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Aan de slag!

Kader: H5 vraag 10, 11, 12, 13, en 15
Basis: H5 vraag 6, 7, 8 en de begrippen

Slide 24 - Tekstslide

De rechten van verdachten zijn vastgelegd in de wet. Welk recht is niet in de wet opgenomen?

Een verdachte heeft recht
A
om te weten waar hij van verdacht wordt.
B
om te zwijgen.
C
om zelf een officier van justitie te kiezen.
D
op een advocaat.

Slide 25 - Quizvraag