H2 opdr 4

Grammatica H2
Opdracht 4
vraagzinnen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica H2
Opdracht 4
vraagzinnen

Slide 1 - Tekstslide

1) Wie van jullie klas / wil / morgen / als eerste / het werkstuk / presenteren?
Wat is de persoonsvorm?
A
wie
B
wil
C
presenteren
D
wil presenteren

Slide 2 - Quizvraag

2) Wie van jullie klas / wil / morgen / als eerste / het werkstuk / presenteren?
Wat is een antwoord op de vraag?
A
Over de Tweede Wereldoorlog
B
Misschien
C
Hij
D
A, B & C

Slide 3 - Quizvraag

3) Wie van jullie klas / wil / morgen / als eerste / het werkstuk / presenteren?
Wat is het onderwerp?
A
wie
B
wie van jullie
C
hij
D
wie van jullie klas

Slide 4 - Quizvraag

4) Wat / wordt / vandaag / getoetst / door de docent?
Wat is de persoonsvorm?
A
wat
B
wordt getoetst
C
vandaag
D
wordt

Slide 5 - Quizvraag

5) Wat / wordt / vandaag / getoetst / door de docent?
Wat is een antwoord op de vraag?
A
Simon
B
De leerlingen
C
Wiskunde
D
A, B & C

Slide 6 - Quizvraag

6) Wat / wordt / vandaag / getoetst / door de docent?
Wat is het onderwerp?
A
door de docent
B
vandaag
C
Wiskunde
D
Wat

Slide 7 - Quizvraag

7) Welke leerling / heeft / geoefend / met de digitale stof?
Wat is de persoonsvorm?
A
welke
B
geoefend
C
heeft
D
heeft geoefend

Slide 8 - Quizvraag

8) Welke leerling / heeft / geoefend / met de digitale stof?
Wat is een antwoord op de vraag?
A
Hij
B
Dat meisje
C
De hele klas
D
A, B & C

Slide 9 - Quizvraag

9) Welke leerling / heeft / geoefend / met de digitale stof?
Wat is het onderwerp?
A
Welke leerling
B
Welke
C
digitale stof
D
De hele klas

Slide 10 - Quizvraag

10) Wanneer / zet / de docent / de cijfers van het laatste proefwerk / in het systeem?
Wat is de persoonsvorm?
A
wanneer
B
systeem
C
cijfers
D
zet

Slide 11 - Quizvraag

11) Wanneer / zet / de docent / de cijfers van het laatste proefwerk / in het systeem?
Wat is een antwoord op de vraag?
A
In het weekend
B
Dan
C
Straks
D
A, B & C

Slide 12 - Quizvraag

8) Wanneer / zet / de docent / de cijfers van het laatste proefwerk / in het systeem?
Wat is het onderwerp?
A
wanneer
B
de docent
C
de cijfers
D
de cijfers van het laatste proefwerk

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht 5

Slide 14 - Tekstslide

1a) In tropische landen zoals Indonesië wordt rijst verbouwd.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 15 - Open vraag

1b) In tropische landen zoals Indonesië / wordt / rijst / verbouwd.
Check de zinsdeelstrepen.

Slide 16 - Open vraag

1c) In tropische landen zoals Indonesië wordt rijst verbouwd.
Wat is het onderwerp?

Slide 17 - Open vraag

2a) Wie heeft toegezegd de racefiets in de schuur te zetten?
Wat is de persoonsvorm?

Slide 18 - Open vraag

2b) Wie / heeft / toegezegd / de racefiets / in de schuur / te zetten?
Check de zinsdeelstrepen.

Slide 19 - Open vraag

2c) Wie / heeft / toegezegd / de racefiets / in de schuur / te zetten?
Wat het onderwerp?

Slide 20 - Open vraag

3a) Tot onze teleurstelling heeft de regen in de caravan lekkage veroorzaakt.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 21 - Open vraag

3b) Tot onze teleurstelling / heeft / de regen / in de caravan / lekkage / veroorzaakt.
Check de zinsdeelstrepen.

Slide 22 - Open vraag

3c) Tot onze teleurstelling / heeft / de regen / in de caravan / lekkage / veroorzaakt.
Wat is het onderwerp?

Slide 23 - Open vraag

4a) Welke schaatsafstand is deze keer favoriet bij de Olympische Spelen?
Wat is de persoonsvorm?

Slide 24 - Open vraag

4b) Welke schaatsafstand / is / deze keer / favoriet / bij de Olympische Spelen?
Check de zinsdeelstrepen.

Slide 25 - Open vraag

4c) Welke schaatsafstand / is / deze keer / favoriet / bij de Olympische Spelen?
Wat is het onderwerp?

Slide 26 - Open vraag

Snap je hoe je de persoonsvorm vindt?

Slide 27 - Poll

Snap je hoe je het onderwerp vindt?

Slide 28 - Poll

Snap je hoe je zinsdelen vindt?

Slide 29 - Poll

Volgende onderwerp

Slide 30 - Tekstslide

Wat weet jij van Dagobert Duck?
Hij is een ... eend.

Slide 31 - Open vraag

Wat weet jij over het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 32 - Woordweb

Huiswerk
mkn: 
opdracht  1
opdracht 2.1
opdracht 3
opdracht 4 
(lw/zn/bn)

Slide 33 - Tekstslide