In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Lezen - H3.3
Slide 1 - Tekstslide
Start van de les
IPad en/of boek op de hoek van je tafel, gesloten.
Tas op de grond.
Telefoon thuis of in je kluis
Sleutels in je tas
Slide 2 - Tekstslide
Doelen
In deze paragraaf leer je:
• overtuigende en informatieve teksten lezen;
• onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken;
• een tekst beknopt samenvatten;
• relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen.
Slide 3 - Tekstslide
Even herhalen
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van een tekst?
A
De belangrijkste zin in een tekst
B
Een samenvatting van de tekst in 1 zin
C
Waar de tekst over gaat
Slide 5 - Quizvraag
Een samenvatting van de tekst in 1 zin is de......
Slide 6 - Open vraag
Wat staat altijd in de inleiding van een tekst?
Slide 7 - Open vraag
Een tekstdoel is ...
A
het doel dat de lezer heeft met het lezen van de tekst
B
het doel dat in de tekst wordt besproken
C
het doel dat de schrijver heeft met het schrijven van teksten
D
het doel dat de schrijver wil bereiken bij de lezer
Slide 8 - Quizvraag
Tekstdoelen
Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren
Slide 9 - Quizvraag
Tekstdoelen
Een reclametekst heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
Slide 10 - Quizvraag
Signaalwoorden
In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea’s.
Slide 11 - Tekstslide
Oorzaak - gevolg
Een tekstverband dat je vaak tegenkomt is ‘oorzaak en gevolg’: in het ene tekstdeel staat de oorzaak van iets, in het andere tekstdeel het gevolg. Signaalwoorden hiervoor zijn: doordat,
hierdoor, met als gevolg.
Slide 12 - Tekstslide
'De trein was vertraagd, hierdoor kwam Evi te laat op school.'
Wat is de oorzaak?
Slide 13 - Woordweb
'De trein was vertraagd, hierdoor kwam Evi te laat op school.'
Wat is het gevolg?
Slide 14 - Woordweb
Oorzaak - gevolg
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Doel - middel
Het tekstverband doel - middel is vaak te herkennen aan signaalwoorden zoals: waarmee, door middel van, om te.
Dit is een app waarmee je foto’s kunt bewerken.
Hij gebruikt drie wekkers om op tijd wakker te worden.
Slide 17 - Tekstslide
Opmaak van een tekst
Aan de opmaak zie je vaak snel wat voor tekst het is: bijvoorbeeld een zakelijke brief, een advertentie of een column.
Slide 18 - Tekstslide
Opmaak van een tekst
Afbeeldingen en opmaakelementen helpen:
de schrijver om zijn doel te bereiken;
de lezer om de tekst sneller te doorzien;
de lezer te berijpen wat het doel van de schrijver is.
Slide 19 - Tekstslide
Als je kritisch leest probeer je te beoordelen of de informatie in de tekst klopt. Wat doe je?
Slide 20 - Woordweb
Kritisch lezen
Je bekijkt de bron van de tekst: is die betrouwbaar?
Je probeert te achterhalen of de auteur deskundig is.
Je kijkt wat meningen en wat feiten zijn en gaat na of de feiten correct zijn.
Je zoekt andere teksten over hetzelfde onderwerp en vergelijkt de informatie uit de teksten met elkaar.
Slide 21 - Tekstslide
Maken
H3.3 opdracht 2, 3, 7, 10 t/m 12
Als er gewerkt wordt aan de opdrachten is het stil in de klas.