In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Van stembus naar regering
Meesterproef
Slide 1 - Tekstslide
Bezienswaardigheden
Compromissen
Parlement
Kabinet
Regering
Formatieproces
Kiesrecht
Dualisme
Slide 2 - Tekstslide
Even vooraf
wat zijn eigenlijk de spelregels bij verkiezingen en waar gaat het om?
Slide 3 - Tekstslide
Kiesrecht!
1917: passief kiesrecht
1919: actief kiesrecht
Slide 4 - Tekstslide
Kiesrecht
Actief kiesrecht:
het recht om te mogen stemmen. (Iedereen met NL paspoort boven de 18)
Passief kiesrecht: Het recht om je verkiesbaar te stellen.
Slide 5 - Tekstslide
Verkiezingen
Europese verkiezingen
Landelijke verkiezingen
Provinciaalse verkiezingen
Gemeente verkiezingen
Elke 4 jaar
De gelegenheid waarbij je op iemand stemt om namens jou beslissingen te nemen in de politiek.
Slide 6 - Tekstslide
verkiezingen
vrije verkiezingen
geheime verkiezingen
Slide 7 - Tekstslide
Tweede Kamer
Directe verkiezingen
150 leden
Fulltime
Denken vanuit partij
Eerste Kamer
Indirecte verkiezingen
75 leden
Parttime (1x per week)
Controlerende functie
=
Parlement aka Staten Generaal
Twee hoofdtaken
Slide 8 - Tekstslide
Dan beginnen we bij het begin
We gaan stemmen! Maar waarop?
Slide 9 - Tekstslide
Er wordt door alle politieke partijen die mee willen doen campagne gevoerd. In deze campagne proberen ze natuurlijk zoveel mogelijk mensen ervan te overtuigen dat ze hun stem verdienen. Door het partijprogramma duidelijk te maken en hierover in debat te gaan maar ook door beloftes te doen en te flyeren. De lijsttrekker doet de meeste debatten. Deze mevrouw of man is het gezicht van de partij en staat op plek 1 op de lijst
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Tekstslide
Progressief vs. conservatief
Progressief:
- Vooruitstrevend, verandering, toekomstgericht
- Gebreken benadrukken en veranderingen
doorvoeren
Conservatief:
- Behoudend, het goede uit het verleden voortzetten
- Of zelfs het verleden terugdraaien
Slide 13 - Tekstslide
Visie en politieke stromingen
Draait om de vraag: hoe wil je dat de samenleving eruitziet? Jouw opvattingen daarover bepalen bij welke politieke stroming jij het beste past.
Er zijn drie grote politieke stromingen: liberalisme, sociaal-democratie en christen-democratie. Daarnaast zijn er ook ecologisme en populisme die meer aanhang krijgen.
Een politieke stroming is een verzameling
ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij
en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven.
Slide 14 - Tekstslide
Liberalisme
economische vrijheid
De vrijheid
om een bedrijf te beginnen en er op je eigen
manier geld mee te verdienen met zo min
mogelijk regels
persoonlijke vrijheid
De vrijheid
om te leven zoals jij wilt.
De meest liberale partij is de VVD.
Ook D66, PVV en FvD hebben liberale standpunten.
Slide 15 - Tekstslide
Sociaal-democratie
Solidariteit
Solidariteit betekent dat je klaarstaat voor mensen met wie het niet zo goed gaat. Bijvoorbeeld omdat ze niet genoeg geld helpen om eten te kopen.
Gelijkwaardigheid
Sociaal-democraten zeggen: de overheid moet ervoor zorgen dat geld, kennis en macht eerlijker worden verdeeld. De overheid moet ervoor zorgen dat iedereen gelijke kansen heeft.
In Nederland zijn de Partij van de Arbeid, de
SP en GroenLinks sociaal-democratisch.
Slide 16 - Tekstslide
Christen-democratie
Christelijke geloof
De christen-democratische stroming heeft het
christelijke geloof en de Bijbel als uitgangspunten.
Naastenliefde
Vooral de waarde 'naastenliefde' is voor christen-democraten belangrijk. Burgers moeten elkaar helpen, in goede en in slechte tijden.
Christen-democratische partijen in Nederland
zijn het CDA en de ChristenUnie.
Slide 17 - Tekstslide
Polulisme
Tegen gevestige elite
Heeft afkeer van de gevestigde orde.
Daadkrachtige oplossingen.
Is niet ideologisch en onmogelijk in politiek spectrum te plaatsen.
Heeft vaak nationalistische standpunten.
Namens het volk
‘Vox populi’: een populist zegt namens het volk (een homogene groep) te spreken.
Christen-democratische partijen in Nederland
zijn het CDA en de ChristenUnie.
Slide 18 - Tekstslide
Ecologisme
Duurzaamheid
Welvaart mag niet ten koste gaan van mens en milieu (rol overheid)
Economie van het genoeg: consuminderen
Stimuleren van kringloopeconomie
Wederzijdse afhankelijkheid
Benadrukt wederzijdse afhankelijkheid tussen mensen en natuurlijke omgeving.
Christen-democratische partijen in Nederland
zijn het CDA en de ChristenUnie.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Het formatieproces...
Nadat alle leden van de Tweede Kamer de zetels hebben ingenomen begint hetformatieproces. Deze verloopt altijd via de volgende vier stappen:
Verkenning
Informatie
Formatie
Start nieuwe kabinet
formatieproces
Het proces waarbij een nieuw kabinet gevormd wordt.
kabinet
Het dagelijks bestuur van Nederland. Bestaat uit de ministers en staatssecretarsissen.
De voorzitter van de Tweede Kamer spreekt de dag na de verkiezingen met de beoogde fractievoorzitters. In deze bespreking wijzen ze een verkenner aan, die gaat in gesprek met alle fractievoorzitters om te kijken welke fracties samen een coalitie kunnen vormen.
Er komt ook een debat over de verkiezingsuitslag.
Als de informateur zijn werk heeft afgerond, gaat hij terug naar de Tweede Kamer. Hij stelt voor een formateur te benoemen. Deze formateur stelt het kabinet samen. Meestal wordt de formateur de nieuwe minister-president. Hij/zij verdeeld de ministersposten. Daarna zoekt hij mensen die namens de coalitiepartijen minister of staatssecretaris kunnen worden.
Na het debat schrijft de Tweede Kamer een informatieopdracht en benoemt een informateur. De informateur onderzoekt welke partijen een nieuw kabinet kunnen vormen.
Daarin moet hij zich houden aan de informatieopdracht van de Tweede Kamer.
De informateur onderhandelt ook over de inhoud van het regeerakkoord met de partijen die een kabinet gaan vormen.
Stelt een regeerakkoord op, waarin de belangrijkste plannen en doelen van het nieuwe kabinet staan.
Als de taak van de formateur klaar is, komt het nieuwe kabinet bij elkaar voor een overleg. Hierbij verklaren de ministers het eens te zijn met het regeerakkoord. Hierna beëdigd de koning de ministers en staatssecretarissen.
De regeringsverklaring (of regeerakkoord) wordt besproken met de Tweede Kamer.
Regeerakkoord
In het regeerakkoord staan de belangrijkste doelen van het nieuwe kabinet. Aan deze doelen gaan ze de komende vier jaar werken.
Zo kunnen ze bijvoorbeeld afspreken om de kinderopvang gratis te maken of het onderwijs te verbeteren.
Slide 22 - Tekstslide
Wat doet de koning?
Koning Willem-Alexander is het staatshoofdvan Nederland. Door de constitutionele monarchie heeft hij geen macht, maar hij is wel een officieel lid van de regering.
Het verschil kabinet en regering komt dus neer op een constitutionele kwestie
De regering moet grondwettelijk gezien haar handtekening zetten onder nieuwe wetten. Het dagelijks bestuur is echter in handen van het kabinet.
staatshoofd
Persoon die het hoogste gezag in een land vertegenwoordigd.
regering
Bestaat uit de koning en alle ministers samen.
Slide 23 - Tekstslide
0
Slide 24 - Video
Dualisme
Het parlement kan de regering onafhankelijk controleren
Maar....
Achterkamertjespolitiek
Er wordt veel van te voren besproken, zonder dat dit in het publieke debat wordt gehoord. Dit noemen we achterkamertjespolitiek. Ook dit gaat ten koste van een kritische blik van het parlement
Fractiediscipline
Van parlementsleden wordt verwacht dat ze hetzelfde stemmen als partijgenoten (in de VS heb je de whip die hiervoor verantwoordelijk is). Dit gaat soms ten koste van hoe kritisch ze zijn.
Compromissen
Nooit 1 partij heeft absolute macht. Het afgelopen kabinet hebben 4 partijen samengewerkt om een meerderheid te krijgen. Samenwerkende partijen leveren gezamenlijk ministers, hoewel beloftes gedaan in verkiezingstijd, kunnen ze moeilijk zelf standpunten innemen door het regeerakkoord waar ze zich aan moeten houden.
Slide 25 - Tekstslide
Hoe nu verder?
- VVD Rutte 4
- Oude coalitie opnieuw mogelijk
(VVD, CDA, D66 en CU) Maar CU wil niet met Rutte verder.