In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
4.3 De bloedsomloop
Slide 1 - Tekstslide
Deze les bestaat uit:
Deze les bestaat uit:
Terugblik op vorige les (gele slides)
Uitleg nieuwe stof (witte slides)
Afsluitquizje (blauw)
Slide met opdracht (groen)
Door op deze rode bolletjes met vraagtekens te klikken opent er zich een venstertje met ietsjes meer uitleg.
En klik hier op om te zien wat er dan gebeurt!
Op sommige afbeeldingen kun je klikken om in te zoomen. Zoals deze. Probeer maar.
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik!
Slide 3 - Tekstslide
uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes
Slide 4 - Quizvraag
Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten
Slide 5 - Quizvraag
nr 4
nr 8
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water
Slide 6 - Sleepvraag
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine
Slide 7 - Quizvraag
Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 10 - Quizvraag
Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
Met vaste vorm wordt iets wat altijd dezelfde vorm heeft bedoeld. Iets wat geen vaste vorm heeft kan zijn vorm dus veranderen
(Klik op het rode vraagtekentje voor extra uitleg)
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 12 - Quizvraag
Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes
Slide 13 - Quizvraag
Doel van de les
3 Je kunt bloedvaten in het bloedvatenstelsel benoemen.
4 Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.
Slide 14 - Tekstslide
Bloedvatenstelsel
Bestaat uit:
hart
bloedvaten
De weg die het bloed aflegt in het lichaam noemen we bloedsomloop
Slide 15 - Tekstslide
Bloedsomloop gaat door ons hele lichaam. Brengt zuurstof en voedingsstoffen. Haalt CO2 op.
Slide 16 - Tekstslide
Dubbele bloedsomloop
gaat 2x door het hart
rechterkant is zuurstofarm
linkerkant is zuurstofrijk
Slide 17 - Tekstslide
Kleine Bloedsomloop
Kleine bloedsomloop gaat van hart naar de longen, en van de longen weer naar het hart. Het bloed brengt CO2 weg en haalt zuurstof op
Slide 18 - Tekstslide
Grote bloedsomloop
Grote bloedsomloop gaat van het linker helft van het hart naar alle organen van het lichaam om zuurstof weg te brengen en CO2 op te halen. Vanuit de organen stroomt het weer naar de rechterhelft van het hart.
Slide 19 - Tekstslide
jullie zien de bolletjes van paars (zonder zuurstof) naar rood (met zuurstof) veranderen.
Longen
hart
Rest lichaam
linker hart
rechter hart
In de grote bloedsomloop worden zuurstof en voedingstoffen afgegeven aan de cellen. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden door de cellen afgegeven aan het bloed.
Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart. Daarom noem je de bloedsomloop bij mensen een dubbele bloedsomloop.
Slide 20 - Tekstslide
Aan het werk! BIOLOGIE VOOR JOU!
Wat? 4.2 De bloedsomloop- opdrachten 1 t/m 10.
Opdracht 1 en 4 maak je in je mapje.
Waar? In je online boek
Klaar? Test jezelf.
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!
Slide 21 - Tekstslide
Zin in een quizje???
Slide 22 - Tekstslide
Hoort het hart bij het bloedvatenstelsel?
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quizvraag
De kleine bloedsomloop gaat naar.....
A
alle organen van het lichaam
B
de longen
Slide 24 - Quizvraag
Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen
Slide 25 - Quizvraag
Welke kant van het hart en de bloedsomloop is zuurstofrijk?
A
rechterkant
B
linkerkant
C
allebei de kanten
D
Slide 26 - Quizvraag
Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart
Slide 27 - Quizvraag
Wat vind je nog moeilijk? Waar heb je meer uitleg bij nodig?
Slide 28 - Open vraag
Wat vond je van deze les? Wat zou je anders willen? Wat moet zo blijven?