Theater


Theater
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


Theater

Slide 1 - Tekstslide

Ben jij al eens naar een theatervoorstelling gaan kijken in een echte schouwburg of cultureel centrum?
ja
nee

Slide 2 - Poll

Welke woorden roept het woord 'theater' bij jou op?

Slide 3 - Woordweb

Wat vind jij van theater?
saai
boeiend
interessant
leerrijk
ontspannend
moeilijk

Slide 4 - Poll

1 THEATER?
Theatervoorstellingen zijn er voor jong en oud en kunnen alle kanten op wat betreft decor, spel, script, muziek, … .

We bekijken 4 trailers van theatervoorstellingen voor volwassenen, kinderen en jongeren. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Hoe kan je de voorstellingen waarvan je de trailer zag omschrijven?
eenvoudig
creatief
multidisciplinair
fantasievol
uitdagend
saai
raar
realistisch
boeiend
complex

Slide 9 - Poll

2 KENMERKEN
Een theatervoorstelling bijwonen is iets anders dan een film bekijken of een boek lezen.
Wat maakt een theatervoorstelling zo bijzonder?
1 De tekst wordt ___________________________________
2 Er is direct contact tussen ___________________________________
3 Een voorstelling is altijd ___________________________________


Slide 10 - Tekstslide

2 KENMERKEN
In bijna elke theatervoorstelling vind je deze noodzakelijke elementen terug:
1 a___________________________ (spelers)
2 s___________________________ (tekst)
3 d___________________________ (ruimte)
4 b___________________________ (licht)
5 k___________________________ (kledij)
6 r___________________________ (voorwerpen)
7 m___________________________ (geluid)
(8 c____________________________ (dansbewegingen)




Slide 11 - Tekstslide

theatervoorstelling = 
aandachtig kijken: visuele tekens
aandachtig luisteren: auditieve tekens 

Niets is zomaar op scène, alles heeft een betekenis.


Slide 12 - Tekstslide

2 KENMERKEN
Wat doet...
de auteur/ de regisseur/ de scenograaf/ de theatertechnicus/ de dramaturg/ de grime/ de choreograaf?




Slide 13 - Tekstslide

2 KENMERKEN
Wat is het verschil tussen ‘cour, jardin, coulisse, scène’? 



Slide 14 - Tekstslide

2 KENMERKEN

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het grootste verschil tussen een film bekijken in een cinemazaal en naar een theaterzaal gaan?

Slide 16 - Open vraag

3 THEATERETIQUETTE
Hoe gedraag je je in een theaterzaal?


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Welke 7 dingen MOET of MAG je NIET doen in een theaterzaal?

Slide 19 - Open vraag

4 JORDY

Slide 20 - Tekstslide