K4 - Voorbereiding op de grammaticatoets : Past continuous

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Homework check
Grammar

Slide 2 - Tekstslide

- Ik weet hoe ik de past continuous moet maken en ik kan deze toepassen in de zin





Slide 3 - Tekstslide

Ik heb mijn huiswerk gemaakt
A
Ja, natuurlijk!
B
Oeps, nee...

Slide 4 - Quizvraag

Als je het huiswerk hebt gemaakt: Heb je hier nog vragen over?

Heb je het huiswerk niet gemaakt: Wat is de reden?

Slide 5 - Open vraag

Past Continuous

Slide 6 - Tekstslide

It was raining.
(past continuous)
We were singing.
(past continuous)

Slide 7 - Tekstslide

Past Continous en Past Simple




Past Continuous = al aan de gang ( lang): when, while
Past Simple = iets gebeurde (kort)

Slide 8 - Tekstslide

Past continuous vs. past simple
Deze zinnen kun je herkennen aan het woordje 'when':
''When the phone rang, she was writing a letter.''
'' What were you doing when the earthquake started?''

Als het woordje 'while' in de zin staat, gebeuren twee dingen tegelijk.
Dan gebruik je twee keer de past continuous:
''What were you doing while you were waiting?''
''I was studying while my father was making dinner.''

Slide 9 - Tekstslide

Past continuous vs. past simple
Maar wat als er tijdens die periode iets anders gebeurd? 
''I was cooking dinner when my mother called.''
Dan gebruik je de past simple.

De activiteit die aan de gang was, is de past continuous.
De activiteit die 'erbij komt', is de past simple.


Slide 10 - Tekstslide

Fill in: I .............. to my neighbour yesterday.
timer
0:20
A
talk
B
talks
C
talked
D
were talking

Slide 11 - Quizvraag

Fill in We ................... a good movie when the phone rang.
timer
0:20
A
watched
B
have watched
C
were watching
D
are watching

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de past continuous?
timer
0:20
A
when, while
B
always, never, ever, often
C
right now, at the moment
D
yesterday, last week

Slide 13 - Quizvraag

Past continuous vs. past simple
Je gebruikt de past continuous i.c.m. de past simple om aan te geven dat er iets gebeurde (korte actie = past simple) terwijl er al iets aan de gang was (lange actie = past continuous).

 I was reading a book when the phone rang
I was washing my car when the accident happened

Slide 14 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
I _______________ (wait) for the bus when it _______________ (start) to rain. 


Slide 15 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
I WAS WAITING (wait) for the bus when it STARTED (start) to rain. 


Slide 16 - Tekstslide

Past Continuous & Past Continuous
While we ______________________ (walk) the dog, the neighbours _______________ (wash) their car. 

Slide 17 - Tekstslide

Past Continuous & Past Continuous
While we WERE WALKING (walk) the dog, the neighbours WERE WASHING (wash) their car. 

Slide 18 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
 I _________________________ (read) the newspaper, when all of a sudden my cat ___________________ (jump) onto my lap. 

Slide 19 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
 I WAS READING (read) the newspaper, when all of a sudden my cat JUMPED (jump) onto my lap. 

Slide 20 - Tekstslide

I understand the difference between the Present Simple & Present Continuous ....
A
perfectly!
B
quite well, need to study a bit more
C
not really, I need to study a lot
D
not at all! Can you help me?

Slide 21 - Quizvraag

Past Continuous

Slide 22 - Tekstslide

*Writing: handouts

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag gedaan en wat heb ik geleerd?

Slide 25 - Open vraag

* Zie Magister/planner

Slide 26 - Tekstslide