Project Bogaard

Winkel
centrum quiz
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AlgemeenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Winkel
centrum quiz

Slide 1 - Tekstslide

Ik vraag vaak een plastic zakje in de winkel
Hoe vervoer jij je boodschappen?
A
Ik vraag vaak een plastic zakje
B
Ik vraag soms een plastic zakje
C
In een herbruikbare (stoffen of plastic) tas
D
Op een andere manier

Slide 2 - Quizvraag

Met wie ga je het liefst shoppen?
A
Alleen
B
Vrienden
C
Familie

Slide 3 - Quizvraag

Waar kan je het beste shoppen?
A
Oude binnenstad
B
Stadscentrum
C
Woonwijk
D
Bedrijventerrein

Slide 4 - Quizvraag

4. Shoppingcentra trekken vooral … aan.
A
gezinnen en jongeren
B
gezinnen en ouderen
C
jongeren en ouderen

Slide 5 - Quizvraag

Een impuls aankoop is een aankoop ...
A
waar je lang over nadenkt.
B
die maar een korte periode een trend is.
C
die je snel nog even mee pakt.
D
die je maar 1 keer kunt gebruiken.

Slide 6 - Quizvraag

Reclame kan je aankopen beinvloeden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Is dit een impuls aankoop?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Aankoop van shampoo?
A
vaste lasten
B
dagelijkse uitgaven
C
incidentele uitgaven

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen Frans automerk?
A
Volvo
B
Renault
C
Citroën
D
Peugeot

Slide 10 - Quizvraag

Welk automerk is dit?
A
Ford
B
Audi
C
Ferrari
D
Volkswagen

Slide 11 - Quizvraag

Welk automerk is dit?
A
Ferrari
B
Volkswagen
C
Mazda
D
Ford

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een consument?
A
koper
B
verkoper

Slide 13 - Quizvraag

Kleding is een ...
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte

Slide 14 - Quizvraag

Ik zou meer voor mijn kleding willen betalen om te voorkomen dat mijn kleding door kinderen gemaakt wordt.
A
Eens
B
Oneens

Slide 15 - Quizvraag

Ik winkel graag in de Bogaard
A
eens
B
oneens

Slide 16 - Quizvraag

Als een shirt in de winkel €20 kost, hoeveel betaalt het kledingmerk dan bij de fabriek?
A
2 euro
B
5 euro
C
8 euro
D
10 euro

Slide 17 - Quizvraag

Welk tekstdoel heeft een schrijver die reclame maakt voor een kledingmerk?
A
activeren
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 18 - Quizvraag

35. Wat is het duurste kledingmerk op de wereld ?
A
Balenciaga
B
Louis Buitton
C
Gucci
D
Nike

Slide 19 - Quizvraag

9. Welk kledingmerk heeft een samenwerking met Max Verstappen?
A
Tommy Hilfiger
B
Hugo Boss
C
Ralph Lauren
D
G-Star

Slide 20 - Quizvraag

Welke van onderstaande kledingmerk is NIET van Nederlandse bodem?
A
Mexx
B
King Louie
C
G-Star Raw
D
Benetton

Slide 21 - Quizvraag

Op social media zie je een reclame voor een kledingmerk.
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding

Slide 22 - Quizvraag

Welk Frans kledingmerk heeft een haan als logo?
A
Petit Bateau
B
Le Coq Sportif
C
Lacoste
D
Esprit

Slide 23 - Quizvraag

Tegenwoordig is er geen kinderarbeid meer
A
Deze uitspraak is juist
B
Deze uitspraak is onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Komt kinderarbeid nog steeds voor?
A
ja alleen in arme landen waar geen leerplicht is
B
nee nergens mag het meer
C
ja overal in de wereld
D
nee alleen om mars

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de oorzaak van kinderarbeid?
A
Armoede
B
Ouders zijn ongeschoold
C
Lage loon
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 26 - Quizvraag

Wat is kinderarbeid
A
Kinderen werkten thuis, op het veld of in de fabrieken
B
Kinderen die veel naar school moeten
C
Kinderen die nooit hoeven te werken
D
Ouders die speelgoed maken voor kinderen.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een fabrikant?
A
Een bedrijf dat goederen/spullen maakt
B
Een bedrijf dat goederen/spullen bewaard
C
Een bedrijf dat goederen/spullen ophaalt
D
Een bedrijf dat goederen/spullen .......

Slide 28 - Quizvraag

De Iphone is van welke fabrikant?
A
Apple
B
Samsung
C
Nokia
D
Oppo

Slide 29 - Quizvraag

Welke reclame is ideële reclame?
timer
0:30
A
B
C
D

Slide 30 - Quizvraag

Je maakt reclame voor luiers. Op wie moet je de reclame afstemmen?
A
Baby's (0-2)
B
Pubers (12-18)
C
Jonge volwassenen (18-35)
D
Ouderen (65+)

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een doelgroep?
A
Groep mensen met ongeveer dezelfde interesses.
B
Groep mensen die op elkaar lijken qua uiterlijk
C
Groep mensen die hetzelfde doel voor ogen hebben
D
een groep voetbalkeepers

Slide 32 - Quizvraag


A

Slide 33 - Quizvraag

Tot welke winkelvorm hoort de Kruidvat?
A
Bouwmarkt
B
Speciaalzaak
C
Drogist
D
Supermarkt

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de grootste concurrent van Kruidvat...
A
Albert Heijn
B
Xenos
C
Etos
D
Hema

Slide 35 - Quizvraag