In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Economie
Slide 1 - Tekstslide
Planning voor vandaag
Afspraken en verwachtingen
PTO
Kennismaken
Wat is economie
Leerdoelen
Begin paragraaf 1.1 Wat heb je nodig?
Huiswerk
Slide 2 - Tekstslide
Afspraken
Je bent op tijd bij het lokaal, dit is uiterlijk 5 minuten na de bel. 3 keer te laat is overschrijven.
Als de les begint zijn de telefoons weg, deze komen alleen tevoorschijn als dit van de docent mag.
Je hebt altijd je spullen mee. 3 keer vergeten is overschrijven
Huiswerk dat in Magister staat word gemaakt, 3 keer niet gemaakt is overschrijven.
Tijdens de uitleg is het stil en maak je aantekeningen.
Tijdens het zelfstandig werken is het stil in het lokaal.
Bij vragen steek je je hand op.
Heb respect voor de docent en elkaar.
Slide 3 - Tekstslide
Verwachtingen van mij voor jullie
Er is een goede en fijne sfeer in het lokaal.
Iedereen streeft naar voldoendes en is bereid hier voor te werken.
Iedereen doet mee met de les, ook actieve werkvormen.
Als je vragen hebt of iets niet begrijpt stel je vragen.
Slide 4 - Tekstslide
Wat jullie van mij mogen verwachten
Jullie mogen altijd vragen stellen, in de les of via Magister mail.
Op de dagen die ik werk, maandag, dinsdag en woensdag controleer ik mijn Magister mail tussen +/- 8:30 en 17:00.
Als jullie iets lastig vinden zal ik de lesstof opnieuw uitleggen.
Waar mogelijk zal ik de lessen aanpassen naar jullie behoeftes (b.v. meer of minder zelfstandig werken, actiever werkvormen).
Slide 5 - Tekstslide
Nodig tijdens de les
Elke les heb je de volgende spullen bij je:
Boek; Pincode 2vmbo-kgt
Economie schrift met lijnen of blokjes.
Rekenmachine! Ook voor elke toets!
Pen of potlood, pen tijdens toets.
Slide 6 - Tekstslide
PTO
Slide 7 - Tekstslide
Kennis maken
Stel jezelf voor, geef hierbij antwoord op de volgende vragen:
Naam
Leeftijd
Woonplaats
Hobby's
Het hoogte punt van je vakantie
Eindig met één word wat jouw omschrijft
Slide 8 - Tekstslide
Economie
Slide 9 - Woordweb
Economie
Economie is een wettenschap die de mensheid bestudeerd in zijn streven naar welvaart.
Economie is een wetenschap die zich bezighoudt met de menselijkebehoeftebevrediging. De economie bestudeert keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarsegoederen en diensten.
Aan het einde van de les kan ik uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
Aan het einde van de les weet ik dat je met goederen en diensten in je behoeften kunt voorzien.
Aan het einde van de les kan ik een geld bedrag op de juiste manier noteren.
Slide 14 - Tekstslide
1.1 Wat wil je kopen?
Behoefte
Iets wat je nodig hebt of of graag wilt hebben.
Dingen/ spullen die je nodig hebt om te leven zijn basisbehoeften.
Dingen die je leven leuker of makkelijker maken zijn overige behoeften.
Slide 15 - Tekstslide
1.1 Wat wil je kopen?
Opdracht 3
a. Noem drie basisbehoeften die je hebt.
b. Noem drie overige behoeften die je hebt.
Slide 16 - Tekstslide
1.1 Wat wil je kopen?
Goederen
Goederen zijn tastbareproducten en producten die je kunt aanraken.
Als iets een korte tijd mee gaat en je in een korte tijd verbruikt, zoals een broodje of appel zijn dit verbruiksgoederen. Als iets voor een langere tijd mee gaat en vaker kunt gebruiken zijn dit gebruiksgoederen.
Slide 17 - Tekstslide
1.1 Wat wil je kopen?
Diensten
Zijn niet-tastbare producten. Iemand die jou een dienst levert, voorziet in jouw behoefte door iets voor je te doen.
Slide 18 - Tekstslide
1.1 Wat wil je kopen?
Opdracht 5
a. Welke winkel verkoopt goederen en welke verkoopt diensten?
b. Welke levert goederen én diensten? Leg je antwoord uit.
Slide 19 - Tekstslide
1.1 Wat wil je kopen?
Geldbedragen noteren
2 decimalen
Tussen helen en de decimalen schrijf je een komma, maar op je rekenmachine toets je een punt.
Achter hele euro's hoeft niks te staan, b.v. €2 of €2,00 of €2,-
Bij duizendmalen noteer je een punt, niet op je rekenmachine.
Slide 20 - Tekstslide
Basisbehoeften
Overige behoeften
Slide 21 - Sleepvraag
Welke van de volgende producten is geen dienst?
A
Je moeder die je avondeten kookt
B
Het broodje tempé uit de kantine.
C
De Duits docent die je helpt bij een opdracht
D
De vakkenvullen in de supermarkt.
Slide 22 - Quizvraag
Welke bewering over goederen is juist?
A
Een supermarkt levert alleen maar goederen
B
Een broodje is een gebruiksgoed
C
Goederen kopen voorziet mijn behoeften
D
Verbruiksgoederen kun je vaak gebruiken
Slide 23 - Quizvraag
Schrijf je volgende bedragen juist op. €209,54.- & 4.78 & 2015.50 & €3,4093